Als we onze boekenkast zouden willen vullen met alle theologische verhandelingen die ooit over het evangelie zijn
geschreven is de kans groot dat niet alleen die boekenkast maar ook het huis zelf te klein zou blijken te zijn. Als we
na al die neergeschreven “wijsheden” het resultaat bekijken van 2000 jaar “christendom” dan
moeten we vaststellen dat al deze theologische kennis van deze wereld geen betere wereld heeft kunnen maken.
Het is de huichelachtigheid van de mens die, sinds het ontstaan van de eerste gemeenten, van het evangelie een dode
theologie heeft gemaakt. Om te kunnen begrijpen wat er tijdens Jezus' kruisdood op Golgotha gebeurde én waarom dit
gebeurde moeten we eerst weten wat er mis is gegaan bij de zondeval en wat de werkelijke gevolgen hiervan waren.
De leugen van o.a. de alverzoening is, kort samengevat, de misleidende bewering dat het niet mogelijk is om Gods wil
te weerstaan en dat God daarom zelf de hand heeft gehad in de zondeval. Alsof Hij het allemaal zelf zo geregisseerd zou
hebben. De redenering dat Gods wil niet weerstaan kan worden is het uitgangspunt van een leer die Gods heiligheid
“ter discussie stelt” en zowel goed als kwaad uit Hem laten voortkomen. Omdat men er anders niet omheen kan
dat God toch maar een zielige verliezer is bij wie het allemaal (populair uitgedrukt) “behoorlijk uit de klauwen
is gelopen”.
Maar.... in situaties waarin twee partijen tegenover elkaar staan is de partij die het laatste woord heeft de winnaar.
In 1 Corinthe 1:25 schrijft Paulus: “Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en
het zwakke van God is sterker dan de mensen”. Wat Paulus hier schrijft is een belangrijk principe in het
Koninkrijk Gods, want hoever Zijn schepselen ook afwijken van Zijn wil, het is uiteindelijk de Schepper zelf die aan
het langste eind trekt en het laatste woord heeft. Ook al kan men tijdelijk dwarsliggen en een andere weg gaan dan de
Schepper heeft gewild, de eeuwige God laat niet blijvend met Zich spotten en zal, nadat Hij Zijn verdraagzaamheid heeft
getoond, voorgoed ingrijpen. In Jesaja 42:13-14 vinden we: “De Here trekt uit als een
held; als een krijgsman doet Hij de strijdlust ontbranden; Hij heft de strijdkreet aan, ja schreeuwt die uit; Hij
betoont Zich een held tegen zijn vijanden. Ik heb van oudsher gezwegen, Ik heb gezwegen en Mij ingehouden; nu zal Ik
schreeuwen als een barende vrouw”. Wat Zijn vijanden ook ondernemen, Gods eeuwige wijsheid heeft altijd het
laatste woord, waarna er met Zijn vijanden wordt afgerekend.
Ook wat er op Golgotha gebeurde was daar een onderdeel van. Daar vond een keerpunt in de wereldgeschiedenis plaats waar
de satan niet op had gerekend. Golgotha werd het keerpunt in de strijd tussen twee koninkrijken, een strijd die al voor
de val van de mens gaande was. Paulus heeft het over de smadelijke afgang van die satanische horden in 1 Corinthe 2:6-8 als hij schrijft: “Toch spreken wij wijsheid bij hen, die daarvoor rijp zijn, een
wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van de beheersers dezer eeuw, wier macht tenietgaat, maar wat wij spreken, als
een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid.
En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij
de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben”. Jezus, aan het kruis op Golgotha, was het zwakke van God
dat sterker bleek te zijn dan de beheersers van deze wereld. En daar hadden ze toch echt niet op gerekend.
Hoe was het mogelijk dat de mensenmoorder van den beginne toegang had tot de mens, daar in de hof van Eden? De satan
had als dienende geest toegang tot deze schepping. Het zal duidelijk zijn dat daar voor de mens geen bedreiging van
uitging. Daar kwam verandering in toen deze hooggeplaatste engel tegen zijn Schepper in opstand kwam en als vijand van
God zijn eigen weg ging. Ooit verbleef hij in Gods tegenwoordigheid en hij is dan ook zeer goed op de hoogte van Gods
almacht. Echter, behalve dat kende hij eveneens Gods heiligheid en Gods principes. In Psalm 89:33-35
lezen we over Gods principes bijvoorbeeld: “maar mijn goedertierenheid zal Ik hem niet onthouden, mijn trouw zal
Ik niet verloochenen, mijn verbond zal Ik niet ontwijden, noch veranderen wat over mijn lippen gekomen is. Eenmaal
heb Ik bij mijn heiligheid gezworen: Hoe zou Ik tegenover David liegen!” Deze zelfde waarheid wordt ook door Paulus
aangehaald in 2 Timothéüs 2:13: “indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw,
want Zichzelf verloochenen kan Hij niet”. Als God Zijn principes zou verloochenen zou Hij daarmee Zijn
wezen verloochenen, wat betekent dat Hij in dat geval zou afwijken van Zijn eigen eeuwige principes.
Daarom kon de mensenmoorder zich toegang verschaffen tot het eerste mensenpaar. Hij had van zijn Schepper
de macht, de autoriteit en het recht om zich als dienende geest in deze schepping te begeven. En dit kon
door God niet teruggedraaid worden. Zoals de Prediker al zei in Prediker 3:14:
“Ik heb ingezien, dat al wat God doet, voor eeuwig is; daaraan kan men niet toedoen en daarvan
kan men niet afdoen; en God doet het, opdat men voor zijn aangezicht vreze”. Dat alles wat God doet,
voor eeuwig is, daar was de satan goed van op de hoogte. Hij kon zich onbelemmerd in de nabijheid van
de mens begeven omdat hij wist dat hij van Godswege het recht hiertoe had ontvangen en God daar niet op
terug kon komen om hem zodoende te beletten zijn kwalijke plan uit te voeren. Want dat hij ondertussen
met heel andere bedoelingen was gekomen dan oorspronkelijk Gods plan was moge nu wel duidelijk zijn. Toen
bij de zondeval de mens door de zonde van zijn Schepper werd gescheiden en de mens zich moest onderwerpen
aan diegene aan wie hij gehoorzaam was geworden verkreeg de satan de zeggenschap over deze wereld. Die
macht was hem door de ongehoorzame mens in handen gegeven. En daarmee had hij het helemaal voor elkaar.
Zoals hij ongehinderd in de hof van Eden kon doordringen dankzij de rechten die hij van Godswege had ontvangen,
zo had hij zich nu ook met list en bedrog de positie van de mens toegeëigend. Dat kon door God niet
teruggedraaid worden en daar was de ouwe slang volledig van op de hoogte.
Ditzelfde principe is er de oorzaak van dat er in deze wereld nog zoveel lijden kan plaatsvinden. Dat gebeurt dus niet
door een wrede willekeur van Godswege maar als gevolg van de rechten die bij de zondeval in handen van de satan terechtkwamen
en zolang de satan nog de overste van deze wereld is blijft de vloek van de zonde op deze wereld rusten. Iedere zondaar
die zich door de satan laat gebruiken is hier eveneens schuldig aan. Deze machtspositie heeft de satan in de hof van
Eden in handen gekregen, in de veronderstelling dat hij zijn Schepper een slag voor was geweest.
Deze machtswisseling is de grote tragedie rond de boom der kennis van goed en kwaad. Door de zonde verwisselde
de mens het Koninkrijk Gods voor het koninkrijk der duisternis, het rijk van de dood. Alles wat dood is,
is dood doordat het van God is gescheiden, dus een ieder die van deze bron van het leven wordt gescheiden,
is dood. Buiten de Schepper van het leven is er geen leven mogelijk. In Romeinen
6:23 lezen we hierover: “Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood (het dodenrijk), maar
de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here (in het Koninkrijk Gods)”.
De mens raakte zijn onsterfelijkheid kwijt.
De situatie is nu dat de leugenaar van de beginne door list en bedrog de positie van de mens in deze wereld heeft
overgenomen en hier vervolgens zijn eigen koninkrijk heeft gevestigd. Dat de mens door de leugen ten val was gekomen
had als enige oorzaak dat er verleiding tot ongehoorzaamheid aan Gods verbod had plaatsgevonden. Dat was op dat moment
voor de satan de enige mogelijkheid om de mens aan zich te kunnen onderwerpen. Hij had van Godswege niet de macht
gekregen om, als dienende geest, de mens te overheersen, zodat de enige kans om zijn doel te bereiken was: verleiding
tot ongehoorzaamheid. Daar had de mens wel degelijk “nee!” op kunnen zeggen. Nadat het toch fout ging was
Gods reactie op dit falen: “Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden
had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten
zolang gij leeft” (Genesis 3:17).
Er zijn zekere lieden die vasthouden aan de leer dat de aarde al vóór Adam door de vloek getroffen was,
waardoor het vanzelfsprekend zou zijn geweest dat de mens in de fout zou gaan. Uit de zojuist genoemde tekst uit
Genesis 3 blijkt echter dat pas na de ongehoorzaamheid van de mens de vloek van de
zonde zijn intrede deed in deze wereld. En niet daarvoor. Door te verkondigen dat het vanzelfsprekend was dat de
mens zou zondigen maakt men de Schepper tot een leugenaar die moedwillig de mens overleverde aan de (on)genade van de
mensenmoorder van de beginne. Daarmee wordt de Schepper mede verantwoordelijk gemaakt voor wat er fout ging. In
1 Johannes 1:5 lezen we echter: “En dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord
hebben en u verkondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis”. Als er in Hem geen
duisternis is en uit Hem geen duisternis, dus geen zonde, voortkomt is het een grove leugen om te verkondigen dat God
zelf ook in het complot zat door het allemaal van tevoren zo te regelen dat de mens wel zondigen moest, omdat er toch
niet aan viel te ontkomen. Wie door zoiets te beweren God verdacht maakt leeft zelf in de duisternis!
En het is juist deze duisternis die door Jezus' komst naar deze wereld werd verdreven. Tenminste, daar werd door Jezus
een begin mee gemaakt. Zijn discipelen kregen de opdracht om daarmee verder te gaan.
Toen Jezus tijdens Zijn terechtstelling voor Pontius Pilatus stond stelde deze aan Jezus de vraag: “Uw volk
en de overpriesters hebben U aan mij overgeleverd; wat hebt Gij gedaan?” Jezus antwoordde daarop: “Mijn
Koninkrijk is niet van deze wereld; indien mijn Koninkrijk van deze wereld geweest was, zouden mijn dienaars gestreden
hebben, opdat Ik niet aan de Joden zou worden overgeleverd; nu echter is mijn Koninkrijk niet van hier”
(Johannes 18:36). Het koninkrijk dat wel van deze wereld was, was het koninkrijk der duisternis,
het koninkrijk van de overste van deze wereld. In Lucas 4:5-6 lezen we hoe de satan zelf hiervan
getuigt: “En hij voerde Hem op een hoogte en toonde Hem al de koninkrijken der wereld in een ogenblik tijds. En
de duivel zeide tot Hem: U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid, want zij is mij overgegeven, en ik geef haar
wie ik wil”. Let op de woorden: “zij is mij overgegeven”. Door wie, waar en wanneer was hem dit alles
overgegeven? Dat gebeurde door de mens, in de hof van Eden en bij de eerste zonde. Zoals te verwachten was is deze uitspraak
van de vader der leugen niet de volle waarheid want feitelijk had hij met list en bedrog deze macht van de mens geroofd.
In deze situatie begon pas verandering te komen toen Johannes de Doper zijn bediening begon en riep: “Bekeert
u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen (Matthéüs 3:2). Het was
er nog niet maar het zou niet lang daarna door Jezus op deze wereld gevestigd worden. Zodat tegenover het koninkrijk
der duisternis het Koninkrijk van het Licht zou komen te staan. Johannes de Doper kondigde hier aan wat de profeet Jesaja
al profeteerde: “Het volk dat in donkerheid wandelt, ziet een groot licht; over hen die wonen in een land van
diepe duisternis, straalt een licht” (Jesaja 9:2). De bijbel laat er geen twijfel over
bestaan wie er met dat Licht werd bedoeld, zoals bijvoorbeeld in Johannes 8:12: “Wederom
dan sprak Jezus tot hen en zeide: Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen,
maar hij zal het licht des levens hebben”.
Jezus daalde af naar het in duisternis gehulde domein van de overste van deze wereld om in deze uitzichtloze toestand
een ommekeer te brengen. Hij was het Licht waar Jesaja van sprak. Vervolgens profeteert Jesaja in Jesaja 9:7: “Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn
Koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van
de Here der heerscharen zal dit doen”.
Dat waar Johannes de Doper al aan was begonnen, werd door Jezus voortgezet, namelijk het aankondigen van het komende
Koninkrijk Gods. In Matthéüs 13:35 wordt een profetie uit het Oude Testament aangehaald
waarin dit werd voorspeld: “opdat vervuld zou worden het woord, gesproken door de profeet, toen hij zeide: Ik
zal mijn mond opendoen met gelijkenissen, Ik zal verkondigen wat sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven
is”.
Dat dit allemaal niet zonder slag of stoot tot stand zou komen lag voor de hand. In Matthéüs 11:12 zegt Jezus: “Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het
Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en geweldenaars grijpen ernaar”. Het is dus geweld tegen geweld: het
Koninkrijk van het Licht tegenover het koninkrijk der duisternis. In deze strijd geeft Jezus ons enig inzicht als Hij
zegt in Lucas 11:20: “Maar indien Ik door de vinger Gods de boze geesten uitdrijf, dan
is het Koninkrijk Gods over u gekomen”. De boze geesten werden door Hem met kracht uit hun schuilplaatsen verdreven
waardoor zij in hun eigen territorium werden bedreigd. Dat zij dit niet konden waarderen lieten zij dan ook keer op
keer blijken, getuige de vele aanvallen die Jezus kreeg te verduren door toedoen van de Joodse leiders, de schriftgeleerden
en de Farizeeën. Deze vijanden van het evangelie lieten zich gebruiken door de boze geesten die Jezus onder vuur
namen.
Terecht zei Jezus daarom tegen hen: “Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen.
Die was een mensenmoorder van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer
hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen” (Johannes
8:44).
Let wel: het Koninkrijk Gods was tot dan toe wel nabijgekomen maar het was nog niet gevestigd op deze
wereld. In het Onze Vader, dat aan de discipelen werd geleerd vóór de kruisiging en opstanding
van Jezus, vinden we daarom de bede: “Uw Koninkrijk kome”, of zoals het in de grondtekst staat:
“Het Koninkrijk van U moet komen”. Dit was ten tijde dat de discipelen dit gebed leerden nog
toekomstverwachting terwijl sinds Jezus' kruisdood op Golgotha het Koninkrijk Gods op aarde is gevestigd.
Jezus was overigens zelf de eerste inwoner van dit Koninkrijk.
In zowel het evangelie van Marcus als dat van Lucas wordt melding gemaakt van ene Jozef van Arimathéa die na Jezus'
sterven aan Pilatus vroeg het lichaam van Jezus te mogen begraven. In Marcus 15:43 zien we
staan: “Jozef van Arimathéa, een aanzienlijk lid van de Raad, die ook zelf het Koninkrijk Gods verwachtte;
en hij waagde het naar Pilatus te gaan en het lichaam van Jezus te vragen”. Deze Jozef van Arimathéa verwachtte
het komende Koninkrijk Gods op deze wereld dat echter tot aan Golgotha nog toekomstverwachting was.
Het was voor de satan bepaald geen verrassing dat de Zoon van God een menselijke gestalte had aangenomen en langs
deze weg zijn koninkrijk was binnengedrongen. In Genesis 3:15 wordt meteen na de zondeval door
Jahweh het oordeel over de satan uitgesproken. We zien daar iets staan waar we maar al te makkelijk overheen lezen. Er
staat: “En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de
kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen”. Wat de satan hier kreeg te horen was feitelijk zijn
doodvonnis. En daar zal hij behoorlijk nijdig om zijn geweest. We weten niet of dit alle informatie is geweest die de
satan daar kreeg of dat deze beknopte beschrijving van de zondeval en de gevolgen ervan alleen de grote lijnen
weergeeft.
In de genoemde tekst wordt gesproken over “zaad”. Met dit zaad werd mensenzaad bedoeld zodat het zonneklaar
was dat Jahweh hier over menselijke nakomelingen sprak. De satan wist echter dat hij zojuist de macht over deze
schepping via het eerste mensenpaar in handen had gekregen en dat Jahweh hem deze macht niet meer zomaar zou kunnen
ontnemen. Dan zou Jahweh tegen Zijn eigen principes in gehandeld moeten hebben. En van Zijn principes wijkt Hij nooit
af. Want, zoals hierboven al aan de orde is geweest, de satan had van zijn Schepper het recht gekregen om zich als
dienende geest in deze schepping te begeven. En dit kon door Jahweh niet teruggedraaid worden. Dat werd ook door de al
aangehaalde Prediker gesteld in Prediker 3:14: “Ik heb ingezien, dat al wat God doet
voor eeuwig is; daaraan kan men niet toedoen en daarvan kan men niet afdoen; en God doet het, opdat men voor zijn
aangezicht vreze”. In het voorgaande is dit ook al met een paar andere bijbelteksten aangeduid, te weten:
De mens was door de vloek van de zonde in het machtsbereik van de satan gekomen en de satan wist dat
de in zonde gevallen mens uit zichzelf nooit en te nimmer in staat zou zijn om die claim en die vloek
weer te verbreken. Het koninkrijk van de satan had zich namelijk door de zondeval op aarde kunnen vestigen
en dit koninkrijk zou uitsluitend verdreven kunnen worden door een ander koninkrijk. Dat andere koninkrijk
is het Koninkrijk Gods. Het Koninkrijk Gods kon echter alleen door Jahweh zelf op aarde gevestigd worden.
Het is namelijk een Koninkrijk waarin zich geen zondaars bevinden. Jezus zou die eerste inwoner
zonder zonde worden. Na Golgotha.
Toch sprak Jahweh in Genesis 3:15 over mensenzaad, dus over nakomelingen van
het eerste mensenpaar. De enig overgebleven mogelijkheid om het Koninkrijk Gods binnen het domein van
de satan te vestigen was daarom dat Jahweh zelf in een menselijk lichaam zou komen. Want... doordat
door toedoen van de mens Adam (en Eva uiteraard!!) de zonde in de wereld was gekomen, was
de enige weg die de Schepper kon gaan om die zondevloek op een rechtmatige wijze weer te kunnen verbreken,
deze vloek ook door een mens (= de tweede Adam, Jezus Christus) weer te verbreken. Jezus' gehoorzaamheid
aan de Vader stond tegenover de ongehoorzaamheid van de mens (waarover verderop meer). Door Zijn menswording,
Zijn dood en opstanding opende Jezus (= Jahweh) voor ons de weg naar de Vader en werd het mogelijk om
het aangezegde vonnis uiteindelijk aan de satan te voltrekken. Het zat er dus dik in dat de satan in allerijl
zijn tegenmaatregelen zou gaan nemen om zodoende deze indringer goed voorbereid te kunnen ontvangen. De
aan boze geesten onderworpen mensheid heeft zodoende diverse religies voortgebracht waarin de een of andere
“messias” als een satanische kopie van de enige Messias een “verlossersrol” moest
vervullen.
Niet alleen Zijn komst maar ook de manier waarop Jezus Zijn leven op aarde zou beëindigen was bij de satan al
lang bekend, al was het alleen maar vanwege de diverse keren dat Jezus dit aan Zijn discipelen probeerde duidelijk te
maken. Bovendien waren lang daarvoor de vele profetieën van de oude profeten die de komst van de Messias
aankondigden ook de satan ter ore gekomen. De logica van Jezus' dood ging dwars tegen alles in wat een redelijk denkend
mens aannemelijk acht. Vandaar dat de discipelen de noodzaak er niet van konden inzien. Het ging tegen alles in wat zij
tot dan toe van Jezus hadden gezien en gehoord. In Lucas 18:31-34 lezen we hierover:
“Hij nam de twaalven terzijde en sprak tot hen: Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en al wat door de profeten
geschreven is, zal aan de Zoon des mensen volbracht worden. Want Hij zal overgeleverd worden aan de heidenen en bespot
en gesmaad en bespuwd worden, en zij zullen Hem geselen en doden, en ten derden dage zal Hij opstaan. En zij
begrepen niets van deze dingen en dit woord bleef hun duister en zij wisten niet, waarvan gesproken
werd”.
Het zal daarom geen verbazing wekken dat ook de overste van deze wereld dezelfde misrekening maakte en
er vast van overtuigd was dat het allemaal al bij voorbaat een hopeloze zaak was, waarvan de uitkomst
allang vaststond. Het was hem er dan ook alles aan gelegen om met zijn Schepper af te kunnen rekenen.
Uiteindelijk kregen satan's handlangers (= de tot razernij gedreven Joodse leiders) het voor elkaar om
Jezus door de Romeinen ter dood te laten veroordelen.
Jezus nam vrijwillig dit lijden op Zich. In Johannes 10:17-18 zegt Hij hierover:
“Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen. Niemand ontneemt
het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen;
dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen”. Wat Jezus deed, of beter gezegd, met Zich liet doen
was Zijn eigen keuze. Daarom zei Hij: “Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg”.
Dat het Zijn vrijwillige keuze was om deze lijdensweg te gaan maakte het voor Hem alleen maar moeilijker
waardoor het een voortdurende worsteling bleef om op de ingeslagen weg door te blijven gaan. Zijn discipelen
liet Hij weten: “Ik moet gedoopt worden met een doop, en hoe beklemt het Mij, totdat het
volbracht is” (Lucas 12:50). De ongetwijfeld zwaarste worsteling vooraf
doorstond Hij in Gethsémane, vlak voor Zijn gevangenneming (Matthéüs 26:36-46).
Om de sinds de zondeval ontstane situatie terug te kunnen draaien was een nieuwe overeenkomst noodzakelijk.
In Johannes 14:30-31 zegt Jezus tegen Zijn discipelen: “Niet veel zal Ik
meer met u spreken, want de overste der wereld komt en heeft aan Mij niets, maar de wereld moet
weten, dat Ik de Vader liefheb en zo doe, als Mij de Vader geboden heeft”. Wat dacht de overste
van deze wereld te kunnen vinden bij Jezus? We moeten ons in de eerste plaats realiseren dat de satan
nooit iets zal ondernemen waar hij geen voordeel uit zal kunnen behalen. Als we van Gods liefde lezen
in 1 Cor. 13:5 dat zij zichzelf niet zoekt betekent dit dat als God liefde
is, dit laatste ook voor Hem opgaat. Dit is de grondwet van het Koninkrijk Gods. De grondwet van het rijk
van de satan is (het laat zich raden) daarvan het tegenovergestelde. Iedere vijand van God zoekt altijd
zichzelf en is altijd uit op eigen voordeel.
Dus als Jezus over de overste van deze wereld zegt in Johannes 14:30-31 dat die
er aan zit te komen, dan komt deze uitsluitend en alleen maar omdat hij er beter van denkt te worden.
En waarvoor kwam hij? Paulus schrijft in 1 Tim. 2:5-6: “Want er is een
God en ook een middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus, die Zich gegeven heeft tot een
losprijs voor allen; en daarvan wordt getuigd te juister tijd”. Paulus maakt hiermee duidelijk
dat er op Golgotha sprake was van een betaling. En dit was een betaling waar de satan maar al te graag
op afkwam.
Wat was de winst die de overste van deze wereld dacht te kunnen behalen op Golgotha? De val van de
satan werd ooit ingeluid door de haat en ongehoorzaamheid van de satan tegenover de Schepper. Het is zijn
Schepper waar zijn haat als eerste op is gericht. In Johannes 1:1-14 vinden we
de beschrijving door de apostel Johannes van het vleesgeworden woord, Jezus Christus, door Wie deze wereld
tot stand is gekomen (Jezus is namelijk onze Schepper). In vers 3 wordt dit zo
omschreven: “Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden
is”. Het hoogste ideaal van de satan is altijd geweest: zijn Schepper aan zichzelf te kunnen onderwerpen.
Om zich daardoor boven zijn Schepper te kunnen verheffen. In Jesaja 14:12-14
wordt in een spotlied op de koning van Babel zijn ondergang beschreven en dit is een treffende beschrijving
van het lot van de satan, de overweldiger der volken.
We lezen daar: “Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde
geveld, overweldiger der volken! En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn
troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken,
mij aan de Allerhoogste gelijkstellen”.
Op Golgotha kreeg de satan de kans om dit doel te bereiken want daar kwam uitgerekend zijn Schepper aan
een martelwerktuig te hangen. Dat alles vond plaats onder, voor Jezus, miserabele omstandigheden met (ogenschijnlijk)
nog niet de geringste schijn van kans voor Jezus om daar ongeschonden en zondeloos doorheen te komen.
Het was voor alle demonen in de hel een uitgemaakte zaak: als ze het voor elkaar konden krijgen dat Jezus
zou bezwijken voor de zonde zou ook de laatste Adam, Jezus Christus, in de macht van de satan komen.
Hierbij komt nog dat het voor de Vader de enige kans was om de macht van de overste van deze wereld te verbreken.
Anders gezegd: Jezus Christus was het eerste, het enige en het laatste antwoord van de Vader op de machtsovername van
de satan in de hof van Eden.
De mogelijkheid dat het allemaal ook fout had kunnen gaan doordat Jezus onder de helse beproeving zou zijn bezweken en
zou hebben toegegeven aan de verleiding om voortijdig een eind aan deze lijdensweg te maken was echter voortdurend
aanwezig. Hij zou daarmee ongehoorzaam zijn geweest aan het plan van zijn Vader. In dat geval zou Hij ook zelf in de
macht van de satan zijn gekomen. Tegen Zijn discipelen echter zei Jezus vlak voor Zijn gevangenneming: “Of meent
gij, dat Ik mijn Vader niet kan aanroepen en Hij zal Mij terstond meer dan twaalf legioenen engelen terzijde stellen?
Hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, die zeggen, dat het aldus moet geschieden?” (Matthéüs 26:53-54). Dat Jezus onder deze omstandigheden voor de verleiding tot ongehoorzaamheid
zou kunnen bezwijken besefte de overste van deze wereld maar al te goed. Om die reden dacht hij alle kans van slagen te
hebben.
En dan nu de ontknoping. Er zijn overigens tot op de dag van heden talloze pogingen gedaan door massa's
theologen, godloochenaars in allerlei soorten en maten, wetenschappers en diverse andere vijanden van
God om Jezus' kruisdood van zijn betekenis te beroven. Om Jezus' kruisdood op Golgotha af te doen als
een zielige vertoning waar deze wereld toch waarachtig niet op zit te wachten. Daarmee doen zij Jezus
af als een hopeloos achterhaald fantasieverhaal van de eerste apostelen. Er is echter één die,
ook al heeft hij het achter een enorme berg leugens en maskers weggemoffeld, griezelig goed beseft dat
Jezus' kruisdood op Golgotha wel degelijk het begin van zijn ondergang is geworden. En dat is niemand
minder dan de overste van deze wereld zelf, de satan.
Hierboven is al gesteld dat God niet van Zijn principes afwijkt en ook geen eenmaal genomen besluiten terugdraait.
Jacobus 1:17 zegt hierover: “Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is,
daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer”. Op
die onveranderlijkheid van God had de overste van deze wereld gerekend en gewapend met die kennis durfde hij het aan om
de mens in de hof van Eden ten val te brengen. En daarin had hij raak geschoten. Maar op Golgotha schoot hij mis.
Grandioos mis.
Uit alles wat de bijbel ons laat weten over de gebeurtenissen rond de kruisiging komt het beeld naar
voren van een bovennatuurlijke gebeurtenis. Hiervan was Pontius Pilatus al overtuigd geraakt en op het
moment van Jezus' overlijden moest ook zijn hoofdman, die voor de terechtstelling verantwoordelijk was,
toegeven dat zojuist een godenzoon de Geest had gegeven. Marcus 15:39 beschrijft
dit als volgt: “Toen de hoofdman, die tegenover Hem stond, zag, dat Hij zo de geest gegeven had,
zeide hij: Waarlijk, deze mens was een Zoon Gods”. Vanaf het zesde uur tot het negende uur, zo lezen
we in drie van de vier evangeliën, kwam er duisternis over het hele land. Dat dit niet toevallig
gebeurde, laat zich raden. Zoals David het in Psalm 22:12-21 beschreef, bevond
Jezus Zich in het middelpunt van de legioenen die door de overste van deze wereld waren opgetrommeld,
om met zijn Schepper af te kunnen rekenen. Zou hem dit gelukt zijn dan had de satan definitief de macht
over deze wereld in handen gekregen zonder dat daar van Gods kant nog iets aan gedaan had kunnen worden.
Want zoals in het voorgaande al is gesteld: Jezus Christus was Gods enige antwoord op de illegale machtsovername
door de satan. Dat besefte Jezus maar al te goed toen Hij kort voor Zijn gevangenneming in de hof van
Gethsémane doodsangsten uitstond. Deze verantwoordelijkheid drukte als een ondraaglijk zware last
op Zijn schouders, wat Hem in Matthéüs 26:38 tegen Zijn discipelen
deed zeggen: “Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt met Mij”.
Jezus had een opdracht te vervullen die ingrijpende gevolgen zou hebben. Ook voor Hemzelf waren de gevolgen ingrijpend
én aangrijpend. Wat bijvoorbeeld wordt beschreven in Hebr. 5:7-8: “Tijdens zijn
dagen in het vlees heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem, die Hem uit de dood
kon redden, en Hij is verhoord uit zijn angst, en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd
uit hetgeen Hij heeft geleden”. Er is hier sprake van de gehoorzaamheid die Jezus moest leren. Hoewel dit de schijn
wekt dat Jezus de gehoorzaamheid moest aanleren is dit niet de realiteit. Er wordt van Jezus getuigd in Hebr.
4:15: “Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in
alle dingen op gelijke wijze [als wij] is verzocht geweest, doch zonder te zondigen”. Als Jezus niet gezondigd
heeft is Hij ook nooit ongehoorzaam geweest aan het plan van de Vader. Jezus wist dus wat het is om gehoorzaam te zijn
en wie gehoorzaam is hoeft geen gehoorzaamheid aan te leren. Dat gaat alleen op voor de ongehoorzamen. Maar ook al was
Jezus gehoorzaam, Hij moest het desondanks wel bewijzen. Er moest voor het oog van de satan en zijn rijk bewezen
worden dat Jezus gehoorzaam bleef aan het plan van de Vader. Die gehoorzaamheid leidde tot Zijn kruisdood. Hij werd
door de Vader prijsgegeven aan de helse machten uit satan's rijk en door Zijn gehoorzaamheid tot de dood verkreeg Hij
alle macht in hemel en op aarde (Matth. 28:18).
De strijd op Golgotha was voor beide partijen een strijd van alles of niets. Om zijn doel te bereiken gooide de overste
van deze wereld al zijn beschikbare wapens in de strijd met als gevolg dat door de enorme concentratie van legioenen
demonen er ook in de natuurlijke wereld ongewone verschijnselen plaatsvonden. Dit bovennatuurlijke gebeuren veroorzaakte
de dichte duisternis die in drie van de vier evangeliën wordt genoemd.
Vervolgens vindt er op het moment van Jezus' sterven een aardbeving plaats. Dit zou gezien kunnen worden
als een mogelijk eerste reactie van de satan en zijn legioenen die hun prooi uit hun klauwen zagen glippen.
Het ligt, met het voorgaande in gedachten, voor de hand dat de overste van deze wereld op dat moment heeft
geweten dat hij verkeerd had gegokt. De satan zal ongetwijfeld in een onvoorstelbare razernij zijn ontstoken.
Zoals hij in de hof van Eden wist dat zijn misbruik van Gods principes in zijn voordeel had gewerkt, zo
besefte hij dat diezelfde principes zich nu tegen hem gekeerd hadden. In de rechtstreekse confrontatie
met zijn Schepper had hij gefaald in zijn opzet en was hij de zwakkere gebleken. Waar hij slaagde in zijn
list bij de eerste Adam, ging hij jammerlijk ten onder bij zijn geweld tegen de tweede Adam,
Jezus Christus. Hierin zien we het verschil met de situatie in de hof van Eden, waar de satan nog geen
geweld tegen de mens kon gebruiken omdat hij er de macht niet toe had, om welke reden hij daar nog zijn
toevlucht nam tot verleiding. Op Golgotha was de situatie totaal anders en kon hij als overste
van deze wereld met gruwelijk veel geweld tekeergaan.
Toen Jezus de Geest gaf en daardoor getrouw was tot in de dood, had hij getoond dat hij de sterkere
was, dat Zijn gehoorzaamheid aan de Vader had gezegevierd over de wetteloosheid van de satan en zijn legioenen.
Zoals de eerste Adam zich door ongehoorzaamheid aan Gods bevel had onderworpen aan de satan, zo onderwierp
de tweede Adam op Zijn beurt de satan aan Zijn gezag. In 1 Corinthe 15:22 zien
we staan: “Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus (de laatste Adam) allen
levend gemaakt worden”. En even verder schrijft Paulus in vers 45: “Aldus staat er ook geschreven:
de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest”. In
Romeinen 5:14 heeft Paulus het weer over de laatste Adam als hij schrijft: “Toch
heeft de dood als koning geheerst van Adam tot Mozes, ook over hen, die niet gezondigd hadden op een gelijke
wijze als Adam overtrad, die een beeld is van de komende (Adam)”. En vervolgens vinden we
in Romeinen 5:17-19: “Want, indien door de overtreding van de ene (Adam)
de dood als koning is gaan heersen door die ene (Adam), veel meer zullen zij, die de overvloed
van genade en van de gave der gerechtigheid ontvangen, leven en als koningen heersen door de ene, Jezus
Christus. Derhalve, gelijk het door een daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen
is (bij de zondeval), zo komt het ook door een daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging
ten leven. Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van een mens zeer velen zondaren geworden zijn,
zo zullen ook door de gehoorzaamheid van een zeer velen rechtvaardigen worden”. Het
is dus de gehoorzaamheid van de tweede Adam die staat tegenover de ongehoorzaamheid van de eerste Adam!
De laatste Adam nam de macht van de satan terug die de satan door toedoen van de eerste Adam in handen
had gekregen. Het moment van Jezus' sterven is hiervoor het beslissende moment geweest.
Het liep dus fout voor de overste van deze wereld. In zijn blinde razernij en haat tegen zijn Schepper
heeft hij nooit en te nimmer doorgehad hoe ver hij was afgedwaald van de wijsheid van God. De wijsheid
die alles wat mensen en engelen kunnen voortbrengen te boven gaat en altijd het laatste woord heeft. Paulus
schrijft hierover, zoals hierboven al is genoemd, in zijn brief aan de gemeente van Corinthe: “Toch
spreken wij wijsheid bij hen, die daarvoor rijp zijn, een wijsheid echter niet van deze eeuw, noch van
de beheersers dezer eeuw, wier macht tenietgaat, maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen
wijsheid Gods, die God reeds van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid. En geen van
de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de
Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben” (1 Cor. 2:6-8).
Op Golgotha bleek uit te komen wat Paulus bedoelde te zeggen met de woorden: “Want het dwaze van
God is wijzer dan (de wijsheid van) de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen (1
Cor. 1:25). Jezus was, in Zijn schijnbaar hopeloze situatie aan het kruis, het dwaze van God en
het zwakke van God dat desondanks, tegen alle logica en “wijsheid” van deze wereld in, wijzer
en sterker bleek te zijn dan het koninkrijk van die mensenmoordenaar van de beginne.
Waarom was het moment van Jezus' sterven het beslissende moment? In Rom. 8:3-4
schrijft Paulus: “Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees; God heeft, door
zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde
veroordeeld in het vlees”. Paulus legt hier de nadruk op het feit dat Jezus in een lichaam
gelijk aan dat van de eerste Adam de zonde en daarmee de overste van deze wereld heeft veroordeeld. De
eerste Adam zondigde als mens en de tweede Adam hing in een lichaam (gelijk aan het lichaam van de eerste
Adam) aan het kruis, zij waren beiden mens. En waar de satan slaagde om de eerste Adam aan zich te onderwerpen
daar faalde hij onherroepelijk bij de tweede Adam. Deze overwinning van Jezus was alleen mogelijk doordat
Hij Zich bevond in een lichaam aan dat der zonde gelijk (dus sterfelijk) en doordat Hij bewees dat Hij
desondanks in staat was om de helse aanvallen van de satan en zijn legioenen te trotseren. Hierdoor werden
de rollen omgedraaid en raakte de satan zijn tot dan toe onaantastbare positie kwijt. Op het beslissende
moment van Jezus' sterven waren de kansen van de satan om Jezus tot overgave te dwingen voorgoed verleden
tijd. En zo werd werkelijkheid wat Paulus schreef in Colossenzen 2:15: “Hij
heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd”.
Het moment waarop dit gebeurde vinden we in Hebreeën 2:14: “Daar nu
de kinderen (= de mensen) aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel
gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen”.
Hier lezen we dat Jezus door Zijn dood, door Zijn sterven, op het moment dat de strijd gestreden was,
de satan had onttroond. Toen Jezus vlak voor Zijn sterven uitriep: “Het is volbracht” was
de strijd gestreden en was Hij de overwinnaar die de machten en overheden van de hel had weerstaan.
In Johannes 12:24 zegt Jezus: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, indien de
graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf; maar indien zij sterft, brengt zij
veel vrucht voort”. Jezus was de eerste graankorrel die stierf en daardoor kon Hij veel vrucht dragen.
Er is wel eens gesuggereerd dat na Zijn sterven de Geest van Jezus naar het dodenrijk werd afgevoerd.
Maar een overwinnaar voert men nooit af. Dat gebeurt alleen met verliezers.
Waar bevond Jezus Zich tussen Zijn sterven en Zijn opstanding? Uit de eerste brief van Petrus weten we
dat Hij actief bezig was: “Want ook Christus is eenmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige
voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen: Hij, die gedood is naar het vlees, maar levend
gemaakt naar de geest, in welke Hij ook heengegaan is en gepredikt heeft aan de geesten in de gevangenis,
die eertijds ongehoorzaam geweest waren, toen de lankmoedigheid Gods bleef afwachten, in de dagen van
Noach, terwijl de ark in gereedheid werd gebracht, waarin weinigen, dat is acht zielen, door het water
heen gered werden” (1 Petrus 3:18-20). Deze geesten aan wie Jezus heeft
gepredikt zijn de geesten van de verloren zondaren in Noach's dagen. Het is verder zo dat Jezus Zijn overwinning
eveneens heeft verkondigd aan al die demonen die, samen met de mensen die zij destijds in hun greep hadden,
in de afgrond (het dodenrijk) werden geworpen tijdens de massale sterfte van de zondvloed. Hoe massaal
was die sterfte? Men heeft eens uitgerekend dat het om minstens 10 miljard mensen ging!! Een deel
van satan's legioenen werd daarmee opgeruimd doordat ze niet meer actief deel konden nemen aan de terreur
van de satan. Van de satan zelf zouden ze het nieuws van Jezus' overwinning waarschijnlijk nooit gehoord
hebben, hij is een slechte verliezer die zijn nederlaag nooit vrijwillig zal toegeven. De inwoners van
het dodenrijk zullen ook beseft hebben dat hun eeuwig lot bezegeld was zodat zij hun vreselijke lot met
vreze en beven tegemoet konden zien.
De overste van deze wereld werd van zijn troon gestoten. Dit was hét keerpunt in de wereldgeschiedenis.
Toen Jezus stierf was de weg vrijgekomen om een nieuw Koninkrijk op aarde te vestigen. Door Zijn overwinning
op Golgotha ontving Jezus van de Vader de macht om dat Koninkrijk te vestigen. Jezus was zelf de eerste
inwoner van dit Koninkrijk. Zijn hele leven en sterven wordt door Paulus samengevat in Filippenzen
2:6-9 waar we lezen: “....die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als
een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen,
en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij
Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem
ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken”.
We zien hier dat aan Jezus de naam boven alle naam geschonken werd. Om die reden kon Hij na Zijn opstanding
tegen Zijn discipelen getuigen in Matthéüs 28:18: “Mij is gegeven
alle macht in de hemel en op de aarde”.
De volgende opmerkelijke gebeurtenis, die in drie van de vier evangeliën wordt genoemd, is het
scheuren van het voorhangsel in de tempel op het moment van Jezus' sterven. Dit voorhangsel had tot op
dat ogenblik een scheiding gevormd tussen het heilige en het heilige der heiligen in de tempel en dit
heilige der heiligen symboliseerde tot dan toe de ontoegankelijkheid van God. Het is uitgesloten dat het
openscheuren van dit voorhangsel zomaar vanzelf had kunnen gebeuren. En dan ook nog uitgerekend op het
moment van Jezus' sterven. Deze samenloop van omstandigheden bewijst dat het voorhangsel in de tempel
niet van boven naar beneden scheurde door stom toeval maar doordat God zelf een punt zette achter de bedeling
van de schaduwen. Dit betekende het definitieve einde van de oudtestamentische offerdienst. Omdat de werkelijkheid
was gekomen en die werkelijkheid is Jezus Christus. Dit wordt door Paulus onder woorden gebracht in de
hierboven al aangehaalde tekst uit Colossenzen 2:16-17: “Laat dan niemand
u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen,
die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is”.
Het scheuren van het voorhangsel was daarom een definitieve afsluiting van alles dat naar het offer van
Jezus Christus vooruit had gewezen. Aan alle oudtestamentische wetten en de daarbij behorende offerdienst
was door Jezus' offer volledig voldaan. Daar hoeft niets meer aan toegevoegd te worden. Dus
ook niet de “goede werken” waarmee men de hemel denkt te kunnen verdienen!!
In Hebreeën 10:5-7 wordt een gedeelte uit Psalm 40
(een Psalm van David) aangehaald waar staat: “Daarom zegt Hij (Jezus) bij zijn komst in de wereld:
Slachtoffer en offergave hebt Gij (de Vader) niet gewild, maar Gij hebt Mij een lichaam bereid;
in brandoffers en zondoffers hebt Gij geen welbehagen gehad. Toen zeide Ik: zie, hier ben Ik, in
de boekrol staat van Mij geschreven om uw wil, o God, te doen”. Jezus kwam naar deze wereld om in
een lichaam, aan het onze gelijk, de wil van de Vader te doen en daarom was Hij gehoorzaam tot de dood
aan het kruis. Dat offer is voor eens en voor eeuwig gebracht. Aan al die talloze dierenoffers had de
Vader geen behoefte omdat die slechts dienden om vooruit te wijzen naar Jezus' offer van gehoorzaamheid
op Golgotha. Daarnaast kunnen we in Hebreeën 10:4 ook lezen: “Want
het is onmogelijk, dat het bloed van stieren of bokken zonden zou wegnemen”.
De apostel Johannes brengt dit onder woorden als hij schrijft: “Want de (tijdelijke) wet is door
Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen” (Joh.
1:17). En in Galaten 3:24 schrijft Paulus: “De wet is dus een tuchtmeester
voor ons geweest tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden”. De wet
wordt hier door Paulus een tuchtmeester genoemd. En een tuchtmeester heeft als doel de getuchtigde op
het rechte pad te brengen en te houden. Paulus maakt hier duidelijk dat de wet een (tijdelijke) tuchtmeester
was totdat Christus kwam, wat betekent dat de periode van de wet als tuchtmeester met Christus'
komst was afgesloten. En met Christus' komst wordt in het bijzonder bedoeld Zijn beslissende overwinning
op Golgotha, waarna Hij kon zeggen tegen Zijn discipelen: “Mij is gegeven alle macht in de
hemel en op de aarde”.
Met het scheuren van het voorhangsel werd dus de komst van een nieuw Koninkrijk ingeluid. Dit kunnen we
terugvinden in de woorden van Paulus als hij zegt in Colossenzen 1:13-14: “Hij
heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner
liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden”.
En in Hand. 13:38-39 zegt Paulus tegen zijn toehoorders: “Zo zij u dan
bekend, mannen broeders, dat door Hem (Jezus Christus) u vergeving van zonden verkondigd wordt; ook van
alles, waarvan gij niet gerechtvaardigd kon worden, door de wet van Mozes, wordt ieder, die gelooft,
gerechtvaardigd door Hem”. De rechtvaardiging van het oude verbond was niet voldoende maar de rechtvaardiging
door ons geloof in Jezus Christus is dat wel. Vandaar dat het voorhangsel, dat in de Joodse tempel de
scheiding vormde tussen de heilige God en de zondige mensen, geen enkele functie meer had. De oud-testamentische
tempeldienst was voorgoed voorbij. En komt dus niet terug!
We zijn nu aangekomen bij misschien wel het grootste struikelblok voor al de bijbelcritici die, nadat
ze het met de noodzaak van Jezus' lijden al behoorlijk aan de stok hadden gekregen, door de opstanding
van Jezus al helemaal bloednerveus werden. Om welke reden men blijft verkondigen dat het sprookje van
de opstanding een achterhaald stukje mythologie is waar alleen de onnozele halzen onder ons nog mee voor
de gek gehouden kunnen worden. Wat ben ik blij dat ik een van die “onnozele halzen” ben!
Wat de opstanding van Jezus betreft, daar kan ik heel kort over zijn. Geloof er alles van of geloof er niets van.
Aanvaardt het evangelie zoals dat in de bijbel is te vinden of laat het totaal links liggen. Geloof dat de wonderen
en de opwekkingen uit de dood die Jezus tijdens Zijn leven op aarde verrichtte werkelijk plaatsvonden maar geloof dan
ook in Zijn eigen opstanding. Of geloof helemaal niets van dit alles.
Kort na de Pinksterdag ondervonden de apostelen al de enorme tegenstand van de religieuze leiders die van Jezus'
opstanding niets wensten te geloven en daarom tot hun grote schrik moesten vaststellen dat ze nog steeds niet van die
Jezus van Nazareth af waren. In Handelingen 4:1-3 staat het volgende hierover te lezen: “En
terwijl zij (Petrus en Johannes) tot het volk spraken, overvielen hen de priesters, de hoofdman van de tempel en de
Sadduceeën, zeer verontwaardigd, omdat zij het volk leerden en in Jezus de opstanding uit de doden verkondigden;
en zij sloegen de handen aan hen en stelden hen in bewaring tot de volgende dag, want het was reeds avond”.
Paulus moest over dit onderwerp kennelijk zijn hart eens luchten in 1 Corinthe 15:12-22 en
dan met name in de verzen 19-22: “Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus
gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling
van hen, die ontslapen zijn. Want, dewijl de dood er is door een mens, is ook de opstanding der doden door een mens.
Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus (de laatste Adam) allen levend gemaakt worden”.
Ook Petrus heeft het over Jezus' opstanding in zijn toespraak op de Pinksterdag in Handelingen 2:24:
“God evenwel heeft Hem opgewekt, want Hij verbrak de weeën van de dood, naardien het niet mogelijk
was, dat Hij door hem werd vastgehouden”. Bij Zijn overwinning op de satan, de koning van de dood, door wiens
toedoen de dood zijn intrede deed in deze wereld, had Jezus ook de macht van de dood aan Zich onderworpen. En zoals
Petrus dit zijn toehoorders duidelijk maakte kon de dood Hem daardoor niet vasthouden, wat Jezus' opstanding tot gevolg
had.
De situatie is nu dat de satan griezelig goed beseft dat Gods principes Hem niet meer in de weg staan
omdat de hele zaak eerlijk gespeeld is. Daardoor wordt de Schepper er niet meer van weerhouden om voorgoed
met de satan en zijn koninkrijk af te rekenen. Als we weten dat angst het klimaat is van het rijk der
duisternis, is het niet moeilijk voor te stellen dat dit angstklimaat het klimaat is waar de overste van
deze wereld door gekweld wordt. De apostel Jacobus vat dit samen in Jacobus 2:19:
“Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wel, maar dat geloven de boze geesten ook
en zij sidderen”. De satan weet wat hem te wachten staat. In Hebreeën
10:31 lezen we: “Vreselijk is het, te vallen in de handen van de levende God!” Als
de boze geesten dus geloven dat God één is dan weten zij dat Hij, als een heilige God, één
van zin en één van streven is en niet in Zichzelf verdeeld is of tegenstrijdigheden kent. Van
Zijn voornemens wijkt Hij niet af zodat dezelfde principes die in de hof van Eden door de satan werden
uitgebuit nu de absolute garantie zijn dat het lot is bezegeld van alle goddelozen die zich tegen de Schepper
hebben gekeerd. Daar is geen ontkomen meer aan, dus heb je als satan inderdaad alle reden om te sidderen
van angst.
Openbaring 6:15-17 geeft hiervan al een aardige indruk. We lezen daar: “En
de koningen der aarde en de groten en de oversten over duizend en de rijken en de machtigen en iedere
slaaf en vrije verborgen zich in de holen en de rotsen der bergen; en zij zeiden tot de bergen en tot
de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en
voor de toorn van het Lam; want de grote dag van Zijn toorn is gekomen en wie kan bestaan?”
Wij wel! Wij zijn dankzij Jezus ontkomen aan de toorn en mogen het eeuwige leven binnengaan!