Engelse versie van deze site 14px  16px  17px  18px

Het kruis gepasseerd.

Inleiding.
De apostel Paulus waarschuwde bij zijn afscheid van de oudsten van de gemeente te Efeze al voor de wolven die uit hun eigen midden zouden opstaan. Wolven die met valse leringen de gelovigen bij de waarheid van het evangelie zouden gaan wegslepen. Sindsdien zijn er vele van deze afvalligen geweest die als wolven van binnenuit de kuddes uit elkaar hebben gejaagd. Tot op vandaag oogsten deze gevaarlijke mensen het meeste resultaat met dwaalleringen die nauwelijks van de waarheid zijn te onderscheiden. Zodat zij die zich er mee hebben ingelaten maar moeilijk zijn te overtuigen van de satanische afkomst. Deze leringen van boze geesten worden ingezet om het evangelie van Jezus Christus op de één of andere wijze te verdraaien. De truc is om ze zo onopvallend mogelijk door de volgzame kudde gelovigen als “waarheid” aan te laten nemen. Daar gaat uiteraard meer tijd mee heen maar juist daardoor verloopt dit sluipende proces zo ongemerkt en is het voor de enkeling die er niet in trapt een helse klus om de noodklok te luiden. En te blijven luiden. Uit ervaring weet ik wat het is om, het slagveld overziende, vast te moeten stellen dat goedbedoelde pogingen om anderen te alarmeren verspilde tijd en energie blijken te zijn. Ik heb wel zo'n grijs vermoeden dat ook de profeet Elia iets dergelijks heeft ondergaan toen hij na zijn confrontatie met de afgodspriesters op de Karmel de woestijn in vluchtte om de wraakzucht van koningin Izebel te ontlopen (1 Kon. 19:1-18).
Ik kan het me dan ook levendig voorstellen dat Mozes uit woede om dat losbandige volk Israël de stenen tafelen, met de van God ontvangen wet, kapot gooide. Het is opmerkelijk dat Mozes hier achteraf door God niet om werd terechtgewezen. Als ik dan verder nog in de bijbel lees dat ook Jezus bij de tempelreiniging in Joh. 2:13-25 niet bepaald subtiel te werk ging en niet terugdeinsde voor een hardhandig optreden, zal ik er zelf ook niet voor terugeinzen om zonodig krasse taal te gebruiken.

Want wat ik op deze pagina bij de kop pak is niets anders dan een variatie op het thema humanisme. Een filosofie waarin de mens centraal staat en niet onze Schepper. Aangezien er massa's mensen rondkrabbelen die heel graag in de belangstelling staan was het te verwachten dat in de volle evangelie kringen waar deze Moloch zijn kop opstak velen, net als Eva, de verboden vrucht niet konden weerstaan en het loon voor hun zonden in ontvangst moesten nemen. Overigens, voor hen die zich voor deze misleiding hebben ingezet en voor hen die zich erdoor hebben laten misleiden ziet de eeuwigheid er dramatisch uit. Zij geloven namelijk in een Jezus die helemaal niet bestaat. De Jezus die zij voor zichzelf hebben bedacht is slechts een fantasiefiguur, dus als zij zich niet radicaal bekeren van deze dwaling zullen zij beslist, omdat zij de echte Zoon niet hebben, voor eeuwig het leven moeten missen!
 

De Messias kondigt Zijn komst aan in de hof van Eden.

Niet lang na de dagen van de eerste apostelen staken al leringen de kop op die achter de goddelijkheid van Jezus Christus een vraagteken zetten. Zoals onder andere de leringen van een Joods-christelijke sekte, de Ebionieten, die geen boodschap hadden aan Jezus' “pre-existentie” (= het feit dat Jezus al bestond voordat Hij mens werd). Nu wil het geval dat niet alleen in de christelijke/religieuze hoek de menswording van Jezus wordt bestreden maar ook, het was te verwachten, vanuit het atheïstische/occulte/New Age kamp. Met als argument dat al ver voor Jezus' komst heidense religies een dergelijke verlosser vereerden die op bovennatuurlijke wijze zou zijn geboren en een offer bracht, in de een of andere vorm en vergelijkbaar met het offer van Jezus, ten behoeve van een betere wereld. Voorbeelden hiervan zijn onder andere Mithras (Perzië) en Horus (Egypte). Het Christendom zou deze verzinsels daarom gekopieerd hebben van deze mysteriegodsdiensten, zo luidt de aantijging. Men gaat daarbij echter voorbij aan het feit dat de Messias Zijn komst al in de hof van Eden bekend heeft gemaakt, waardoor de satan daar vanaf het begin der mensheid al van op de hoogte is geweest.

Het was voor de satan dan ook bepaald geen verrassing dat de Zoon van God een menselijke gestalte zou aannemen en langs deze weg zijn aardse koninkrijk zou binnendringen. In Genesis 3:15 wordt al direct na de zondeval door God het oordeel over de satan uitgesproken. We zien daar staan: “En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen”. Wat de satan hier kreeg te horen was feitelijk zijn totale ondergang. Wij weten uiteraard niet of dit alle informatie is geweest die de satan daar ontving of dat deze beknopte beschrijving van de zondeval en de gevolgen ervan alleen de grote lijnen weergeeft.
Wat wel vaststaat is dat hier wordt gesproken over “zaad”. Met dit zaad werd mensenzaad bedoeld zodat het zonneklaar was dat hier over menselijke nakomelingen werd gesproken. De satan wist echter dat hij zojuist de macht over deze schepping via het eerste mensenpaar in handen had gekregen en dat God hem deze macht niet zomaar zou kunnen ontnemen. Dan zou God tegen Zijn eigen principes in gehandeld moeten hebben. En van Zijn principes wijkt Hij nooit af. Dat werd door Prediker vastgesteld in Prediker 3:14: “Ik heb ingezien, dat al wat God doet voor eeuwig is; daaraan kan men niet toedoen en daarvan kan men niet afdoen; en God doet het, opdat men voor zijn aangezicht vreze”.

De mens was door de vloek van de zonde in de macht van de satan gekomen. Het was de satan bekend dat de in zonde gevallen mens uit zichzelf nooit en te nimmer in staat zou zijn om die claim en die vloek van de zonde weer te verbreken. Het koninkrijk van de satan had zich namelijk door de zondeval op aarde kunnen vestigen en dit koninkrijk zou uitsluitend verdreven kunnen worden door een ander koninkrijk. Dat andere koninkrijk is het Koninkrijk Gods. Het Koninkrijk Gods kon echter alleen door God zelf op aarde gevestigd worden!!

Toch sprak God in Genesis 3:15 over mensenzaad, dus over nakomelingen van het eerste mensenpaar. De enige mogelijkheid om het Koninkrijk Gods binnen het domein van de satan te vestigen was daarom dat God zelf in een menselijk lichaam zou komen. Want... doordat door toedoen van de mens Adam (en Eva uiteraard!!) de zonde in de wereld was gekomen, was dat de enige weg die de Schepper kon gaan om die zondevloek op een rechtmatige wijze weer te kunnen verbreken. Deze vloek kan dan ook alleen door een mens (= de tweede Adam, Jezus Christus) verbroken worden. Door Zijn menswording, Zijn lijden, Zijn dood en overwinning op de satan opende Jezus (= God) voor ons de weg naar de Vader. En werd het mogelijk om uiteindelijk het in de hof van Eden al aangezegde vonnis aan de satan te gaan voltrekken. Het zat er aan te komen dat de satan in allerijl zijn tegenmaatregelen zou gaan nemen om zodoende deze indringer goed voorbereid te kunnen ontvangen. De aan boze geesten onderworpen mensheid heeft zodoende diverse religies voortgebracht waarin de een of andere “messias” als een kopie van de enige Messias een “verlosserrol” moest vervullen.

Behalve de aanzegging van de komst van de Messias direct na de zondeval hebben ook de profeten van het Oude Testament meer dan eens van Zijn komst geprofeteerd. Feit is in ieder geval dat de satan op de hoogte was van deze profetieën. Het lag dan ook voor de hand dat de satan deze kennis zou aanwenden om een “verlosser” tot onderdeel te maken van diverse mysterie godsdiensten.

 

De kracht van Golgotha.

Als we het evangelie samenvatten blijkt Zijn kruisdood het unieke bewijs van Jezus' overwinning te zijn. Zonder die kruisdood en dus zonder Jezus' gehoorzaamheid tot de dood, door die beker van het lijden helemaal leeg te drinken bestaat er geen verlossing. Want dankzij Jezus' dood aan dat kruis is aan de eis van de Vader voldaan en staat Jezus' gehoorzaamheid tot de dood tegenover de ongehoorzaamheid van de eerste Adam. In dat kruis is dan ook alles samengevat waar Paulus in 1 Cor. 13 over spreekt. Het is het cruciale(!) keerpunt geweest in de geschiedenis van de mens. En daardoor is het kruis het symbool geworden van Jezus' offer én overwinning maar ook het symbool van de nederlaag van de satan.
Dat offer hield veel meer in dan alleen maar het feit dat Jezus Zijn tijdelijke leven, met al zijn aanvechtingen en smarten, opgaf. Hij zette een heel ander leven op het spel en dat leven had alles te maken met Zijn afkomst. De menswording van God vond zijn uiteindelijke dieptepunt in Zijn vernedering en dood op Golgotha. Deze allesbepalende gehoorzaamheid wordt o.a. in de volgende twee teksten benadrukt:

Het is die gehoorzaamheid van Jezus tot de dood die Hem het recht gaf het Koninkrijk Gods opnieuw op aarde te vestigen. Dat kon Hij alleen als mens doen. Om daarmee de ongehoorzaamheid van de mens Adam weer ongedaan te maken. Dat geeft ook meteen het onvoorstelbare contrast aan met Jezus' positie als onze Schepper vóór Zijn menswording. Een groter tegenstelling is er daarom in het hele universum niet mogelijk en dát is de kracht, het drama en het mysterie van het kruis van Golgotha. Deze beide uitersten heeft Hij vrijwillig gesmaakt. Onze dankbaarheid daarvoor mag nooit verslappen. Ik heb daarentegen met eigen ogen en oren moeten vaststellen dat mensen uit eigen kring met de leus op hun lippen: “het kruis is een gepasseerd station” (waarover verderop meer) in hun handel en wandel lieten zien dat de gezindheid van Jezus, waarvan Hij blijk gaf op Golgotha, voor hen een zeer ver verwijderd mysterie was geworden. Daarvoor in de plaats kwam een bijzonder arrogante “wij zijn het helemaal” houding, die gepaard ging met het loochenen van Jezus' goddelijkheid. Want als men eenmaal één stap in de verkeerde richting zet zullen er al snel meerdere volgen, zo heeft de praktijk ondertussen laten zien.

 

Jezus is onze Schepper.

Het komt er dus op neer dat waar men de goddelijkheid én de goddelijke afkomst van Jezus loochent het kruis van zijn kracht wordt beroofd. Want alleen onze Schepper kon aan de voorwaarden van de Vader voldoen. Anders gezegd: op Golgotha werd daarom niet een mens maar werd God (= Jezus Christus) terechtgesteld en deze God is onze Schepper. En dáárom was de satan er zo fel op gebrand om door middel van het kruis op Golgotha met zijn Schepper af te kunnen rekenen. Door het loochenen van Jezus' goddelijkheid gaat men aan dit geheimenis van Golgotha voorbij en heeft men het kruis gepasseerd. En dan is inderdaad het kruis een gepasseerd station..... De bijbel leert ons trouwens heel duidelijk dat Jezus onze Schepper is. Bijvoorbeeld in:

Het zat er dik in dat de hedendaagse Ebionieten hier hun spitsvondige bedenksels op zouden loslaten om toch maar vooral te kunnen aantonen dat we hier iets héél anders in moeten lezen. Behalve de Ebionieten van weleer krabbelde er overigens ook ene Origenes over deze aardbodem rond. Wat deze godloochenaar o.a. op zijn geweten had kun je lezen in de nu volgende Nederlandse vertaling van een citaat uit het Engelstalige boek “If The Foundations Be Destroyed”, geschreven door Charles Salliby.

Citaat: De man die wellicht de meeste moeite heeft gedaan om de Schrift te vermengen met het Gnosticisme was Origenes (185-254 A.D.). Bovendien heeft niemand, tot zijn schande moet dit gezegd worden, ooit meer afvallige leringen verdedigd die uiteindelijk een permanente plaats in de geschiedenis kregen dan hij deed. Desondanks kan zijn invloed op het christendom, vanaf zijn tijd tot aan de onze, maar nauwelijks in woorden gevat worden. Niet alleen trokken zijn ideeën voor altijd de aandacht van de Rooms Katholieke kerk, ook bijna alle Protestantse geleerden van deze eeuw zijn beïnvloed door de kracht van 's mans ideeën. Terwijl zijn genialiteit en inzicht in de Schriften buitengewoon waren, maakte zijn voorkeur voor Gnosticisme, Platonisme, Mystiek en de vroege ketterijen hem allesbehalve tot een betrouwbare leider of leraar. Zijn leringen waren weerzinwekkend. Ofschoon hij wordt beschouwd als de grootste theoloog van de derde eeuw, leerde hij dat sterren een ziel hebben, dat demonen gered zullen worden en leerde hij dwalingen als het vagevuur en de transsubstantiatie. Hij leerde eveneens (door zijn toepassing van de Griekse wijsbegeerte) dat Jezus was geschapen en niet van eeuwigheid God was. Geen wonder dat deze man ooit heeft beweerd: de Schriften zijn van weinig nut voor hen die ze begrijpen zoals ze zijn bedoeld. Einde citaat.

Er is dus inderdaad niets nieuws onder de zon. Want wat de afvalligen van nu over onze Schepper durven te beweren vindt via Origenes zijn oorsprong in het Griekse heidendom. Houd dat in gedachten bij het lezen van de onzinnige beweringen die ik hieronder van mijn commentaar heb voorzien. Overigens: de bedoelde beweringen zijn hieronder in groene tekst weergegeven.

 

Dit wordt er o.a. beweerd.

Verheerlijk Gij Mij, Vader.

In Johannes 17:5 lezen we: “En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was”.
De bewering is: dat Jezus hier niet spreekt over Zijn bestaan bij God de Vader voordat de wereld werd geschapen, maar over het bestaan van de heerlijkheid bij God.

Mijn commentaar: Omdat de logica van deze redenering mij even ontging heb ik er de grondtekst maar eens bij gepakt. En dan blijkt dat de NBG vertaling zeer goed weergeeft wat er in de grondtekst staat. Jezus spreekt hier toch echt in de ik-vorm en dus over Zichzelf en niet over Zijn heerlijkheid. Het is dan ook wel erg ver gezocht om, zoals hier eigenlijk wordt gedaan, de apostel Johannes ervan te verdenken dat hij die begrippen door elkaar heeft gehaald. Dus als de Griekse grondtekst spreekt over “Ik” dan heeft Jezus het ook inderdaad over Zichzelf.
Een bewering als deze ontstaat niet doordat men er uiteindelijk in geslaagd is om de boodschap van deze tekst te ontcijferen maar doordat deze tekst domweg niet past in het dogma: “Jezus is geen god” en om die reden dan maar een aangepaste betekenis moet krijgen omdat men niet door de mand wil vallen. Die mand blijkt echter een behoorlijk gammele bodem te hebben......

Een menselijke zaadcel.

Een wel zeer vreemd bedenksel: God schiep een mannelijke zaadcel maar deze was wel een menselijke zaadcel en geen goddelijke. Omdat God geest is bezit Hij geen (goddelijke) zaadcellen. God kan Zich dus niet via een mens voortplanten.
Mijn commentaar: Het wel of niet goddelijk zijn van de zaadcel van waaruit Jezus ontstond is slechts bijzaak. Er wordt hier voorbij gegaan aan het feit dat wat ook het geval is geweest, die zaadcel in ieder geval wel door Gods toedoen ontstond. Bovendien wordt God hier een beperking opgelegd die ik in de bijbel niet terug vind. Integendeel, in Matthéüs 3:9 zegt Johannes de Doper tegen onder andere de schijnheilige Farizeeën: “en beeldt u niet in, dat gij bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham tot vader, want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken”. Met andere woorden: “jullie afkomst heeft voor God geen enkele toegevoegde waarde!”.
Wie zijn wij mensen dat wij de Schepper beperkingen op gaan leggen? Als de Schepper in staat is om uit stenen mensenkinderen voort te brengen is Hij ook in staat om een zaadcel voort te brengen waarbij het er absoluut niet toe doet of deze goddelijk dan wel menselijk is. In beide gevallen zijn ze door de Schepper geschapen en is de oorsprong ervan dus God. Waaruit we kunnen afleiden dat Jezus' oorsprong sowieso een goddelijke oorsprong was. Er wordt bovendien in deze redenering voorbij gegaan aan het feit dat uit die zaadcel slechts een menselijk lichaam ontstaat zoals dat bij dieren een dierlijk lichaam is. Het is daarentegen de levensgeest die van God komt die de mens tot een mens maakt en waardoor de mens zich onderscheidt van de dieren. Het is die onsterfelijke geest die van de mens een wezen maakt dat in twee werelden leeft. De geestelijke en de natuurlijke.
In Genesis 2:7 vinden we hiervoor het bewijs: “toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo(!) werd de mens tot een levend wezen”. Zonder die levensgeest (de levensadem) die van de Schepper afkomstig is, is de mens geen mens maar een dier. Ook de geest van Jezus had aldus bij Zijn komst in deze wereld zijn oorsprong in de geestelijke wereld waarbij het van geen enkel belang is of er sprake was van een goddelijke dan wel van een menselijke zaadcel van waaruit zijn lichaam ontstond.

Samengevat is wat er in de bovengenoemde bewering wordt gesteld in de eerste plaats al een niet bestaande beperking van de Schepper en ten tweede een voorbij gaan aan het feit dat het de geest van de mens is, en die van God komt, die de mens tot mens maakt zoals dat ook bij de mens Jezus Christus het geval was waarbij de aard van die zaadcel slechts van ondergeschikt belang is. Wat Jezus tenslotte onderscheidt van de gewone sterveling is Wie Hij was als Geest: onze Schepper!

 

De tweede Adam.

Er is in de bijbel sprake van de eerste en de tweede Adam: in 1 Corinthiërs 15:45 schrijft Paulus: “Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest”. De redenering naar aanleiding hiervan luidt: Jezus is net als de eerste Adam een mens en wordt om die reden in de bijbel als de tweede Adam aangeduid.
Mijn commentaar: In Lucas 3 vinden we het geslachtsregister van Jezus en in vers 38 zien we staan: “....de zoon van Enos, de zoon van Seth, de zoon van Adam, de zoon van God”. Adam wordt hier als eerste mens, en dus voortgekomen uit zijn Schepper, een zoon van God genoemd. Jezus wordt daarentegen in het Nieuwe Testament de eniggeboren Zoon van God genoemd. Als Jezus de eniggeboren Zoon van God was, wie was Adam dan? Ook hij wordt namelijk zoon van God genoemd zoals blijkt uit Lucas 3:38. Natuurlijk kan men stellen dat Jezus een speciaal geval was en om die reden de titel “eniggeboren Zoon van God” meekreeg maar.... als men gelijktijdig met de bovengenoemde tekst uit 1 Corinthe 15:45 in de hand wil aantonen dat Jezus als tweede Adam ook gewoon mens was net als de eerste Adam dan is de titel “eniggeboren” in dat licht bezien niet op zijn plaats. Beiden zijn op een bovennatuurlijke wijze door toedoen van de Schepper ontstaan en kunnen om die reden zoon van God genoemd worden. In het op bovennatuurlijke wijze ontstaan zijn is Jezus dus niet uniek.
Als men echter met de bovengenoemde bewering wil aantonen dat beiden gewoon mens waren is het zeer tegenstrijdig om Jezus vervolgens als de “eniggeboren” zoon van God te zien. Dan komt er ook nog eens bij dat volgens de bedenkers van deze spitsvondigheid Jezus als tweede Adam de vervanger van de eerste Adam was, die weer terug moest draaien wat die eerste Adam had verknald. Dat maakt van Jezus een tweede keus Adam, die zijn bestaan alleen te danken heeft aan het falen van de eerste Adam. Jezus als vervanging voor Adam, terwijl Hij desondanks toch de eniggeboren Zoon wordt genoemd? Die bovendien zonder zonde leefde terwijl de eerste Adam daar niet in slaagde? Dat laatste geeft ook te denken omdat men er uit zou kunnen afleiden dat de Schepper bij het scheppen van de eerste Adam een steekje heeft laten vallen met als onvermijdelijk gevolg dat deze Adam, door toedoen van de satan, voor de bijl ging. Als de eerste Adam geen stand kon houden, waarom was de tweede Adam, Jezus Christus, dan zoveel beter? Omdat de Schepper ondertussen van Zijn fouten had geleerd en zodoende bij de tweede Adam een verbeterde versie heeft geproduceerd??

Ik denk dat uit dit betoog wel naar voren komt wat voor een rammelende redenering men overeind wil houden wanneer Jezus, als tweede Adam, op gelijk niveau wordt geplaatst met de eerste Adam. Dat roept meer vragen op dan het beantwoordt en dát maakt nu van het evangelie precies zo'n ongrijpbare religie waar ook de “geleerde” theologen nog amper vat op kunnen krijgen. Met deze logica loopt men uiteindelijk toch muurvast zolang men stug wil blijven vasthouden aan het ontkennen van Jezus' bijzondere positie en status als de mensgeworden God.
Als we het betoog van Paulus lezen in 1 Cor. 15 en vervolgens samenvatten dan is de conclusie dat Paulus' hoofdonderwerp in dit gedeelte handelt over de tegenstelling tot dat wat tijdelijk is en dat wat blijft, het tijdelijke lijden tegenover de eeuwige heerlijkheid, de vergankelijkheid tegenover de onvergankelijkheid, het natuurlijke lichaam tegenover het geestelijke lichaam. Dát is de tegenstelling tussen Adam en Jezus Christus. Zoals Adam aan het begin stond van de mensheid die door toedoen van diezelfde Adam onder de vloek van de zonde en de dood terechtkwam zo staat Jezus Christus door Zijn overwinning op Golgotha aan het begin van de eeuwige verlossing uit die vloek en is Hij de oorzaak van eeuwig heil geworden (Hebr. 5:9). Beiden stonden aan het begin van een tijdperk waarvan Jezus het eeuwige, onvergankelijke “tijdperk” inluidde. En in dat verband heeft Paulus het dus over de eerste en de laatste Adam. Het zal duidelijk zijn dat Paulus hiermee de nadruk legt op het onmetelijke verschil tussen Adam en Jezus Christus, als laatste Adam. Dat vinden wij uitgerekend twee verzen verder in 1 Cor. 15:47: “de eerste mens was uit de aarde, van het stof gemaakt, de tweede mens is de Heer uit de hemel” (rechtstreeks vertaald uit de grondtekst). Dat had Paulus dus duidelijk niet van zichzelf want in Micha 5:2 staat namelijk te lezen: “En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid”. Overtuigd??

Dat er toch nog mensen zijn die de door Paulus gebruikte overeenkomst (de naam Adam) aangrijpen om daarmee van Jezus een gewoon mens te kunnen maken laat alleen maar zien dat men zich daarvoor in wel heel vreemde bochten moet kronkelen....

 

De waarachtige God.

Een voorbeeld van een bijbeltekst die uitgelegd zou kunnen worden als een ontkenning van Jezus' goddelijkheid komen we tegen in deze stelling: volgens 1 Joh. 5:20 is alleen God de Vader de waarachtige God en niet Jezus Christus en is alleen in God de Vader het eeuwige leven.
Mijn commentaar: In de genoemde tekst lezen wij: “Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in Zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven”.
De bewering is dus dat uit deze tekst zou blijken dat Johannes alleen de Vader ziet als de waarachtige God. Als we deze tekst taalkundig beoordelen blijkt echter dat het Griekse woord houtos, wat betekent deze of die, zowel op: de Waarachtige als op: Zijn Zoon Jezus Christus betrekking kan hebben. Uit de opbouw van deze tekst kan niet opgemaakt worden of Johannes met dit terugwijst op: de Waarachtige of op: Zijn Zoon Jezus Christus. Zowel het één als het ander is mogelijk. Ook als we Johannes' uitspraak in het licht van het evangelie bezien kan de apostel zowel het één als het ander bedoeld hebben.
Dit wordt duidelijk als we er een paar andere gedeelten bij halen waaronder:

Met name in Johannes 14:6 laat Jezus blijken wat de positie van Hemzelf en van Zijn Vader is. Als Hij zegt dat de mens uitsluitend door Hem tot de Vader kan komen is de Vader uiteindelijk Diegene van waaruit alle leven is ontstaan en alleen als de mens weer naar die bron van alle leven terugkeert is het eeuwige leven een feit. Maar sinds Golgotha is de weg terug naar dat eeuwige leven uitsluitend en alleen: Jezus Christus, zoals Hebreeën 5:9 ons laat zien: “en toen Hij het einde had bereikt, is Hij (Jezus) voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden”. Zonder Jezus is de Vader, en dus ook het eeuwige leven, onbereikbaar. Als de apostel Johannes in 1 Joh. 5:20 dus wijst op de waarachtige God en het eeuwige leven kan hij daar zowel de Vader als de Zoon mee bedoeld hebben. Waarbij, zoals hierboven al is gesteld, er wel onderscheid gemaakt moet worden tussen de positie van de Vader en die van de Zoon.
En zelfs als we er vanuit gaan dat Johannes de Vader bedoelde is uit zijn woorden absoluut niet af te leiden dat hij daarmee Jezus' goddelijkheid “ter discussie stelde”.
Ik heb met het voorgaande aan willen tonen dat als men in Johannes' woorden uit 1 Joh. 5:20 een grond ziet voor de ontkenning van Jezus' goddelijkheid, die grond slechts uit drijfzand bestaat en wie daar zijn (geloofs)huis op bouwt....

 

Alfa en Omega.

Nog zoiets waar een andere draai aan wordt gegeven om, zoals Jezus het tegenover de schriftgeleerden zo treffend onder woorden bracht, “de eigen overlevering in stand te kunnen houden”. En die eigen overlevering luidt in dit geval: De woorden “alfa en omega” betekenen, met betrekking tot Jezus, dat Hij het begin en het einde is van de nieuwe schepping. Hij is hier zelf mee begonnen en dus is Hij er het begin van. Deze schepping zal voltooid zijn als God zal zijn alles in allen. Dit zal werkelijkheid worden als Jezus Christus Zijn werk heeft afgemaakt en daarom is Hij ook het einde van die nieuwe schepping. Zodoende kunnen we uit het “alfa en omega” geen bewijs halen voor Jezus' aanwezigheid bij het tot stand komen van deze schepping, want toen bestond Hij eenvoudigweg nog niet. Het “alfa en omega” heeft daarentegen betrekking op Zijn aandeel in de nieuwe schepping en daarom wordt Hij ook door Paulus genoemd als de eerstgeborene der ganse schepping”.
Mijn commentaar: De titel “alfa en omega” en/of de daaraan verwante titels “eerste en laatste” en “begin en einde” vinden we o.a. in Openbaring 1:8, 1:11, 1:17, 2:8, 21:6, 22:13. De eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet worden in deze zinspeling gebruikt om aan te geven dat de spreker Zich ermee openbaart als het begin en het einde van alles waarbij ook al het tussenliggende is inbegrepen. Dat spreekt voor zich.
In de bovenstaande “overlevering” wordt gesteld dat Jezus het begin en het einde is van de nieuwe schepping. Er zal echter helemaal geen sprake zijn van een nieuwe schepping maar van een vernieuwde schepping zoals we zien in Openb. 21:5 en 6: “En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig. En Hij sprak tot mij: Zij zijn geschied. Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des levens, om niet”.
Een aantal verzen hiervoor lezen we in Openb. 20:11,12: “En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het [boek] des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken”. Er is hier sprake van het laatste oordeel. Die op de troon zit zegt hier: “Ik maak alle dingen nieuw” en niet: “Ik maak allemaal nieuwe dingen”. Hij spreekt over de bestaande dingen die vernieuwd (hersteld) worden.
Jezus Christus is als rechter der ganse aarde (zoals Abraham Hem al aansprak in Genesis 18) door de Vader aangesteld om levenden en doden te oordelen en daarom is Hij degene die op de troon (de rechterstoel) zit. Dit vinden we in Joh. 5:22 waar Jezus zegt: “Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven”. Er is in dit stadium nog geen sprake van dat Jezus, na alles te hebben voltooid wat de Vader hem heeft opgedragen, Zichzelf weer heeft onderworpen aan de Vader. Dit laatste beschrijft Paulus in 1 Cor. 15:28: “Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God (de Vader) zij alles in allen”. De opdracht die Jezus van de Vader ontving was niet om een nieuwe schepping tot stand te brengen maar om de bestaande schepping uit de tirannie van de overste van deze wereld te verlossen. Als dat is gebeurd kan gezegd worden dat alles weer in de nieuwstaat is teruggebracht: “Ik maak alle dingen (weer) nieuw”.
Jezus kan in de situatie die in Openb. 20/21 wordt beschreven nog steeds zeggen: “Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde” (Matth. 28:18). Met die bevoegdheid en in die hoedanigheid is Hij gemachtigd door de Vader om het oordeel uit te voeren.
Zetten we het allemaal op een rij dan krijgen we het volgende te zien:

Er is met het voorgaande uitgelegd waarom de poging om Jezus' titel: alfa en omega een andere inhoud te geven tot mislukken is gedoemd door het negeren van wat we hierover in de bijbel terug kunnen vinden. Dit geeft wel aan tot wat voor een sluwe redeneringen men zich moet wenden om de eigen overlevering in stand te kunnen houden. En dat allemaal omdat Jezus geen God mag zijn...

 

Een gepasseerd station.

Een kreet die mij destijds de koude rillingen bezorgde en waar ik steevast een hele vieze smaak van in de mond kreeg is de leus: “het kruis is een gepasseerd station”. De uitleg die aan deze “levenswijsheid” bestaansrecht moet geven luidt: de uitdrukking “het kruis is een gepasseerd station” wil zeggen dat het evangelie meer inhoudt dan alleen maar vergeving en verlossing, we moeten daarom niet stil blijven staan bij het kruis maar verder trekken op de weg naar het zoonschap.
Mijn commentaar: Niet alles in het leven is wat het lijkt. De hier gebruikte leus is op zichzelf helemaal waar als de uitleg die er hier aan wordt gegeven ook inderdaad de vlag is die de lading dekt. Dat lijkt inderdaad het geval te zijn en voor een buitenstaander is er daarom geen reden om er iets achter te zoeken. Maar voor de insiders is het een ander verhaal. Dat verhaal komt er in het kort op neer dat het klimaat waarin deze strijdkreet het levenslicht zag er een was van arrogantie, onverdraagzaamheid, vijandig en opstandig gedrag, het zoeken naar een gelegenheid om de andersdenkenden monddood te kunnen maken en een constante poging om de touwtjes in de gemeente stevig in handen te krijgen en dan liefst inclusief de materiële bezittingen (onroerend goed) van de gemeente. Het laat zich raden dat de waarheid in zo'n klimaat nogal eens moest wijken voor de niet te stuiten geldingsdrang van de betreffende personen die, naarmate de tijd vorderde, met een groeiend fanatisme hun zojuist opgesomde idealen nastreefden met als onvermijdelijk begeleidend verschijnsel dat hun groeiende ego's voor de anderen een zonsverduistering veroorzaakten. En waar de zon van Gods liefde wordt verduisterd nemen hoogmoed en arrogantie ontstellende afmetingen aan. In die sfeer ontstonden destijds uitspraken als: “het kruis is een gepasseerd station”.
De beweegreden hiervoor was: het kruis herinnert ons steeds weer aan de noodzaak van schuld belijden en vergeving vragen voor datgene wat in ons leven nog niet naar Gods wil is en dáár kregen die rebellen steeds meer moeite mee. Dat het evangelie ons leert dat het daarbij niet blijft maar dat we daarnaast verder moeten trekken naar dat doel wat Jezus aan Zijn discipelen al leerde, de volmaakte zondeloosheid, was ons toentertijd al jaren bekend. Oud nieuws dus. Daarom was de leus “het kruis is een gepasseerd station” geen herhaling van wat al bekend was maar een maskerade waarmee het ontstane verzet tegen het zonde belijden en vergeving vragen een vroom gezicht werd gegeven. “In Christus zijn wij volmaakt” was een veel gebruikt excuus voor deze dwaling. Echter, het: “In Christus zijn wij volmaakt” houdt beslist niet in dat er in de praktijk van ons leven geen zonden meer plaatsvinden.

Uit ervaring weet ik dat zelfs voorgangers met vlammende ogen tegenover je kunnen staan als je hun huichelachtigheid hebt ontmaskerd. Dan is opeens het monster zichtbaar geworden dat zich achter dat vrome masker schuilhield. Onvoorstelbaar, hoe je een gezicht kunt zien veranderen in een duivelse tronie. Ik heb ooit gedacht dat zoiets alleen in animatiefilms mogelijk is.
Zolang we eerlijk willen erkennen tegenover God en, als we anderen onrecht hebben aangedaan, ook tegenover mensen dat we in de fout zijn gegaan en we dit ook belijden is het kruis telkens weer de plaats waar we vergeving vinden. Waar dit kruis daarentegen een gepasseerd station is zal die vergeving achterwege blijven en daar kan men zéér bedrogen mee uitkomen.

 

Slaaf van de zonde.

Tot wat voor een onbijbelse maar ook onlogische redeneringen men kan komen als bewust wordt afgeweken van wat de bijbel ons leert laat de nu volgende stelling ons zien: Om als plaatsvervanger in onze plaats op Golgotha de verzoening tot stand te kunnen brengen was het noodzakelijk dat Jezus net als wijzelf in de situatie van een dienstknecht, dat is dus een slaaf, van de zonde zou komen. Hij kwam tijdens Zijn lijden in dezelfde geestelijke situatie terecht als de zondaren. Dit wordt gebaseerd op Fil. 2:7.
Mijn commentaar: Om de genoemde tekst in zijn verband te lezen geef ik hier Fil. 2:5-8 weer, waar Paulus schrijft: “Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises”.
Vergeleken met de grondtekst geeft de NBG vertaling hier goed weer wat de oorspronkelijke woorden van Paulus zijn en daarom komen Paulus' woorden in dit tekstgedeelte goed tot hun recht. Twijfels over de juiste weergave van zijn bedoeling zijn hier dus niet op hun plaats.
In de vermelde bewering komt duidelijk naar voren dat Jezus in “dezelfde geestelijke situatie” als de zondaren terechtkwam. Maar wat is de geestelijke situatie van zondaren? De geestelijke situatie van zondaren is dat zij zondaren zijn en in eigen kracht aan die situatie niets kunnen veranderen. Een zondaar is daarom een slaaf van de zonde en in die situatie afhankelijk van de opgelegde wil en tirannie van de heer van de zonde: de satan. Een zondeslaaf is daarom een lijfeigene en zodoende het eigendom van de satan. Er wordt hier echter gesteld dat Jezus in diezelfde geestelijke situatie van slaaf van de zonde terecht kwam. Als dat zo zou zijn heeft Zijn lijden en sterven op Golgotha geen enkele waarde gehad. We lezen daarentegen in Hebreeën 4:15: “Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze [als wij] is verzocht geweest, doch zonder te zondigen”. Hier worden dus twee dingen genoemd die met betrekking tot de vermelde bewering belangrijk zijn:

Daarmee wordt gezegd dat Jezus wel deel heeft gehad aan de verzoekingen maar desondanks geen zonde heeft gekend en om die reden niet in de geestelijke situatie van de zondaren terecht is gekomen. Door Zijn gehoorzaamheid tot de dood werd Hij geen eigendom en daarom ook geen slaaf van de zonde en wie geen slaaf van de zonde is bevindt zich ook niet in de situatie van een dienstknecht van de zonde. Dat hij desondanks wel de verzoekingen heeft ondergaan geeft aan dat Hij wél in dezelfde situatie maar door Zijn gehoorzaamheid niet in dezelfde geestelijke situatie terechtkwam. Dat is een wereld van verschil en daarom kon Jezus vlak voor zijn lijden zeggen in Joh. 14:30,31: “Niet veel zal Ik meer met u spreken, want de overste der wereld komt en heeft aan Mij niets, maar de wereld moet weten, dat Ik de Vader liefheb en zo doe, als Mij de Vader geboden heeft”.

Op grond hiervan mogen we de conclusie trekken dat het “aan de mensen gelijk geworden” in vers 7 niets van doen heeft met het gelijk worden aan een slaaf van de zonde maar dat dit duidt op het aannemen van een menselijke gestalte. Daaraan vooraf heeft Paulus het in vers 6 namelijk over “de gestalte Gods” en vervolgens over “maar Zichzelf ontledigd heeft”. Dus eerst Zijn goddelijke status, die Hij vrijwillig aflegde met als resultaat Zijn menswording.

Paulus noemt in Fil. 2:8 nog iets opmerkelijks: “en in zijn uiterlijk als een mens bevonden”. Daarmee maakt Paulus onderscheid tussen Jezus' uiterlijke verschijning als mens en Zijn innerlijk. Niet alles was zoals het leek te zijn. Alleen al het feit dat Paulus hier sowieso melding van maakt geeft al aan dat er iets bijzonders aan de hand is: Jezus was geen mens zoals wij maar God in een menselijk lichaam waardoor Hij zich bevond onder gelijke omstandigheden als wij en Zich in die positie in een wereld staande moest houden die door de satan werd beheerst.

 

Niet naar de wereld gezonden?

Ook Jezus' eigen uitspraken in onder andere Joh. 8:42 en Joh. 17:8 moeten we in een compleet ander licht zien zoals wordt vastgesteld in de bewering: Als Jezus zegt dat Hij van God is uitgegaan betekent dit dat Hij door God is bedacht, verwekt en geleid en niet dat Hij door de Vader vanuit de hemel naar deze wereld gezonden zou zijn.
Mijn commentaar: In de betreffende teksten zegt Jezus:

Wat Jezus zegt in Joh. 17:8 is een vervolg op wat Hij zegt in vers 5 van hetzelfde hoofdstuk: “En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was”. Wat we lezen in deze beide teksten moeten we daarom lezen in hetzelfde licht als Joh. 17:5 waar Jezus geen geheim maakt van Zijn afkomst. Het commentaar dat ik daarbij plaatste kan ik daarom hier weer herhalen, namelijk: dat een bewering als deze niet ontstaat doordat men er in geslaagd is om de boodschap van deze tekst (eindelijk) te ontcijferen maar doordat deze tekst domweg niet past in het dogma: “Jezus is geen god” en om die reden een aangepaste betekenis moet krijgen omdat men niet door de mand wil vallen. Die mand blijkt echter een behoorlijk gammele bodem te hebben...

 

Johannes 1:1-18.

Tja, en dan komen we aan bij een tekstgedeelte uit het eerste hoofdstuk van het Johannes evangelie waar de bestrijders van Jezus' goddelijkheid hun tanden waarschijnlijk stomp op hebben gebeten. Het is een gedeelte uit het Nieuwe Testament waar zelfs de Vrijmetselarij gebruik van maakt, maar dan wel met een compleet ander doel voor ogen dan we in het evangelie van Jezus kunnen vinden. Het ligt voor de hand dat ook door de Vrijmetselaars Jezus' wezen en afkomst grondig is “geherstructureerd”.
De oplossing die er bij de hedendaagse Ebionieten uiteindelijk van de band is gerold om het begin van het Johannes evangelie “aanvaardbaar” te maken luidt ongeveer zo: het eerste vers van het Johannes evangelie is geen beschrijving van God, ook niet van Zijn Woord. Daar is in dit tekstgedeelte geen basis voor te vinden. Hier wordt dus niet beweerd dat “God” en “het Woord” één en dezelfde zijn. Ook in Joh. 1:14 staat niet te lezen dat het vleesgeworden Woord dezelfde is als God die vlees werd.
Mijn commentaar: Om het één en ander overzichtelijk te houden volgen hier eerst een paar gedeelten uit Joh. 1:1-18:

Nu wil ik eerst nog even duidelijk stellen dat er voor de personen die zich inspannen om Jezus' goddelijkheid, en daarmee Zijn afkomst, te loochenen slechts één god bestaat en dat is God de Vader. Als zij daarom beweren dat God (de Vader) geen mens werd hebben zij in dat opzicht gelijk. Echter, op een andere pagina van deze site heb ik aan dit onderwerp al uitgebreid aandacht besteed. Mocht je daar nog geen blik op hebben geworpen dan lijkt het me niet onverstandig om, na het lezen van deze pagina, daar ook eens kennis van te nemen en met die kennis in gedachten zullen de eerste verzen uit het Johannes evangelie voor zichzelf gaan spreken.
Kort samengevat komt hetgeen ik daar heb geschreven er op neer dat Jezus ook vóór Zijn menswording, als God, de woordvoerder was van God de Vader, zoals ook Aäron de woordvoerder was van Mozes toen ze beiden naar de Farao werden gestuurd. Als God was Jezus al het Woord (de woordvoerder) van de Vader én Jezus was onze Schepper! Daarom kon de apostel Johannes van Jezus getuigen: “Niemand heeft ooit God (de Vader) gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen” (Joh. 1:18). Merk op dat de apostel Johannes juist met deze woorden (vers 18) zijn inleiding afsluit.

 

Sedert de grondlegging der wereld.

Het blijft verbijsterend, wat mensen allemaal over God menen te weten zonder dat dit in de bijbel is terug te vinden. Meestentijds blijkt in die gevallen 's mensen fantasie het gebrek aan bijbels bewijs aan te moeten vullen. En zo kan het gebeuren dat tijdgebonden mensen ons precies kunnen vertellen waar de eeuwige God voor de schepping al wel en waar Hij nog niet van op de hoogte was. Zodat men ons wil doen geloven dat: het bij God niet bekend was dat er een grote afval zou plaatsvinden in de engelenwereld en als gevolg daarvan ook de mens in die vrije val zou worden meegesleurd. Omdat die aanstaande zondeval bij God niet bekend was bestond het Lam (dat de zonde der wereld wegneemt) ook niet tevoren in Zijn gedachten.
Mijn commentaar: De apostel Petrus (die het evangelie uit de eerste hand had ontvangen!) schrijft over Jezus in 1 Petr. 1:18-20: “Wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel, die u van de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam. Hij was van tevoren gekend, voor de grondlegging der wereld, doch is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u”.
Omdat deze woorden van Petrus absoluut niet passen in het denken van de ontkenners van Jezus' goddelijkheid wordt er geredeneerd dat Petrus het hier heeft over de Christus, die van tevoren gekend was, en niet over het Lam. Het probleem wat omzeild moet worden is namelijk dat het hier gebruikte beeld van een Lam, als offerdier voorbestemd om geslacht te worden, duidt op Gods voorkennis van de zondeval. Om dit probleem op te lossen zou Petrus het volgens hen hebben over de Christus, die wel van tevoren gekend was. Men heeft daarbij voor het gemak echter een klein detail over het hoofd gezien en dat is: Petrus legt in vers 19 de nadruk op het bloed en dat bloed slaat in de eerste plaats op het Lam dat tijdens het slachten zijn bloed kwijtraakte want dát is namelijk het beeld wat Petrus hier gebruikt. Door deze theorie worden de Christus en het Lam van elkaar gescheiden terwijl Jezus als zowel het één als het ander naar deze wereld kwam. Hij kwam als de Messias, als de redder der wereld en dat kon Hij uitsluitend zijn door Zijn vrijwillige overgave aan de helse marteldood op Golgotha, waar Hij als het laatste Paaslam werd geslacht. Daardoor kon Hij de Messias zijn want door Zijn dood en opstanding werd Hij voor ons de deur, de weg en daarmee de enige toegang tot de Vader. Als Petrus het dus heeft over de Christus en het Lam bedoelt hij daarmee één en hetzelfde en deze twee zijn niet van elkaar te scheiden.

Toen de Emmaüsgangers onderweg naar hun woonplaats onverwacht gezelschap kregen van een vreemdeling die ook nog eens niet op de hoogte leek te zijn van alles wat zich die laatste dagen in en om Jeruzalem had afgespeeld, dachten zij hem hiervan op de hoogte te moeten brengen. Deze vreemdeling liet echter al meteen blijken dat hij van alles op de hoogte was en als antwoord kregen zij te horen in Lucas 24:25,26: “O, onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in Zijn heerlijkheid in te gaan?” Wat Jezus hier eigenlijk mee wilde zeggen is dat de Christus alleen de verheerlijkte Christus kon zijn als Hij Zijn rol als Lam Gods tot het einde toe zou volbrengen. Dit vinden we ook terug in Hebreeën 2:10: “Want het voegde Hem (de Vader), om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken”.
Samengevat: als de Christus tevoren gekend was, was Hij ook als Lam tevoren gekend omdat Hij uitsluitend door Zijn vrijwillig gekozen rol als Paaslam de Christus (Messias) kon zijn.

Om de hier behandelde redenering nog geloofwaardiger te maken heeft men er Openbaring 13:8 bij gehaald en er de grondtekst van geraadpleegd. Deze tekst luidt: “En allen, die op de aarde wonen, zullen het [beest] aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is sedert de grondlegging der wereld”. Het “sedert de grondlegging der wereld” laat ons zien dat er wel degelijk al kennis was bij God over de aanstaande zondeval. Om hier een andere draai aan te geven wordt er gesteld dat het woord grondlegging een vertaling is van neerwerping of catastrofe. Met die catastrofe wordt, het laat zich raden, de zondeval bedoeld zodat er volgens de moderne Ebionieten pas sprake was van een Lam in Gods gedachten sinds Adam's ongehoorzaamheid en niet daarvoor.
Als ik er echter de grondtekst op na sla ontwaar ik in het bewuste tekstgedeelte de woorden apo kataboles kosmou wat vertaald wordt met: vanaf (de) grondlegging der wereld. Ik heb geen enkele aanwijzing gevonden waaruit zou kunnen blijken dat het woord kataboles ook maar iets van doen heeft met het woord catastrofe of neerwerping en er is dan ook geen enkele reden waarom dit vertaald zou moeten worden met neerwerping, catastrofe, ramp of iets dergelijks.

 

Ik heb u heden verwekt.

Ook uit het volgende blijkt tot wat voor een ongeloofwaardige beweringen men kan komen als er koste wat kost geprobeerd wordt om het eigen gelijk aan te tonen en dat zelfs ondanks hetgeen de bijbel ons laat zien. In het Nieuwe Testament wordt een aantal malen geciteerd uit Psalm 2:7 waar staat: “Ik wil gewagen van het besluit des Heren: Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt”. De conclusie die hier uit wordt getrokken is: de woorden “Ik heb u heden verwekt” uit Psalm 2:7 bewijzen dat Jezus pas ontstond in de moederschoot en niet eerder.

Mijn commentaar: De betreffende teksten zijn:

Het was te verwachten dat dit argument gebruikt zou worden. Maar ook in dit geval laat de grondtekst ons iets anders zien dan men zou vermoeden. De woorden “Ik heb U heden verwekt” zijn volgens het commentaar wat ik lees bij de grondtekst van Hand. 13:33 de vertaling van het gesteld worden in een hoge positie en dit slaat met name op Jezus' opwekking uit de dood, Zijn hemelvaart en Zijn plaatsnemen aan de rechterhand van de Vader. Dit liet Jezus al aan Zijn discipelen weten met de woorden in Matth. 28:18: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op de aarde”. Als we het geciteerde deel uit Psalm 2 en de daaraan voorafgaande teksten lezen blijkt daaruit inderdaad dat dát het onderwerp is waar de Psalmdichter het over heeft.

Er staat namelijk in Psalm 2:1-9:
1 Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid?
2 De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en Zijn gezalfde:
3 Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen!
4 Die in de hemel zetelt, lacht; de Here spot met hen.
5 Dan spreekt Hij tot hen in Zijn toorn, en verschrikt hen in Zijn gramschap:
6 Ik heb immers Mijn koning (Jezus Christus!) gesteld over Sion, Mijn heilige berg.
7 Ik wil gewagen van het besluit des Heren: Hij sprak tot Mij: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt.
8 Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot Uw bezit.
9 Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots, hen stukslaan als pottenbakkerswerk.

Wat de Psalmdichter hier beschrijft is de strijd die losbrandt als de legers van de satan de aanval inzetten op het Koninkrijk Gods dat zich op aarde heeft gevestigd sinds Jezus' overwinning op Golgotha. In de hier beschreven eindstrijd zal de beslissing vallen. De woorden: “ik wil gewagen van het besluit des Heren” in vers 7 zijn een vervolg van vers 6 waar Jezus wordt voorgesteld als de koning van Sion. Daarom kunnen we het tweede deel van vers 7 lezen als: “Je bent Mijn Zoon, Ik heb je heden aangesteld als koning van Sion, Mijn heilige berg”. En in vers 8 wordt dus eigenlijk gezegd: “Als koning van Sion heb je het recht om te vragen: geef de volken tot Mijn erfdeel en de einden der aarde tot Mijn bezit”.

Dit wordt bevestigd door de Hebreeënschrijver in Hebr. 1:1-5 waar we lezen:
1 Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon,
2 die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft.
3 Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge,
4 zoveel machtiger geworden dan de engelen, als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen heeft.
5 Immers, tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Mijn Zoon zijt gij; Ik heb U heden verwekt? En wederom: Ik zal Hem tot Vader zijn, en Hij zal Mij tot Zoon zijn.

In vers 5 wijst de Hebreeënschrijver namelijk terug naar vers 4 waar Jezus ver boven de engelen blijkt te staan en om dit kracht bij te zetten citeert hij hier als bewijs Psalm 2:7 en waaruit we leren dat de woorden “Ik heb U heden verwekt” heenwijzen naar Jezus' hoge positie, ver boven de engelen. En.... dat deze woorden dus niets van doen hebben met Zijn ontstaan in de moederschoot!

 

Eer Abraham was, ben ik.

Als antwoord op een vraag van de Joden zei Jezus in Johannes 8:58: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Eer Abraham was, ben ik”. Omdat Jezus hier wel erg duidelijk is over Zijn afkomst hebben de bestrijders van Jezus' goddelijkheid er het volgende op gevonden om dit in een ander daglicht te kunnen plaatsen: dat Jezus het hier heeft over “ben ik” en niet over “was ik” betekent dat Hij niet doelt op een leven vóór Zijn bestaan als mens maar Hij bedoelt er mee te zeggen dat Hij het eeuwige fundament is en dat ook blijft zodat dit eeuwige fundament altijd tegenwoordige tijd zal zijn.
Mijn commentaar: Jezus spreekt hier volgens deze bewering niet over Zijn bestaan als mens of over een bestaan daaraan vooraf. Toch wordt Hij in deze bewering vervolgens genoemd als het eeuwige fundament. Als Jezus dus het eeuwige fundament is, was dat eeuwige fundament er ook al voordat deze wereld een feit was? Kortom: men blijft fanatiek beweren dat Jezus nog niet bestond voordat Hij werd verwekt maar Hij was desondanks wel het eeuwige fundament. Het komt er, voor alle duidelijkheid, in deze redenering dus op neer dat Jezus nog niet bestond maar Hij was desondanks wel alvast het “eeuwige fundament”. Daar kan tegen in gebracht worden dat het de eeuwige wijsheid van de Vader was die in Hem gestalte had gekregen waardoor Jezus als het eeuwige fundament beschouwd kan worden maar als die redenering consequent zou worden doorgetrokken zou het in dat geval geformuleerd moeten worden als “de eeuwige wijsheid die in Jezus gestalte kreeg is ons eeuwige fundament”. Zoals men het nu formuleert wordt Jezus zelf als dit eeuwige fundament gezien terwijl tegelijkertijd Zijn bestaan vóór Abraham wordt ontkend.

Het heeft er alle schijn van dat men de opmerking: “dat eeuwige fundament zal altijd tegenwoordige tijd zijn” baseert op Jezus' spreken in de tegenwoordige tijd. Jezus wijst met de woorden “ben ik” echter terug naar de tijd vóór Abraham. Taalkundig klopt dit niet maar in feite geeft Jezus hiermee aan dat Zijn bestaan verder terug gaat dan de “tijd” dat er nog geen tijd bestond: de eeuwigheid en waarin alleen maar sprake is van een heden. Daarom maakte, de niet aan tijd gebonden, God Zich in Exodus 3:14 aan Mozes bekend als de “Ik ben, die Ik ben”. Zodat Jezus in Joh. 8:58 van Zichzelf kon zeggen: “prin Abraam genesthai ego eimi” (voordat Abraham werd geboren ben Ik). Hier is ontegenzeggelijk sprake van twee personen die in Jezus' antwoord met elkaar vergeleken worden en er is, zoals blijkt, ook uit de grondtekst niet op te maken dat Jezus hier op iets anders doelt dan op Zijn eigen oorsprong.

 

De eerstgeborene onder vele broederen.

Naar aanleiding van Hebr. 2:11 wordt gesteld: God de Vader noemt de mens nooit Zijn broeders. Jezus doet dit wel en dat wijst er op dat zowel Jezus als de gelovigen de Schepper als hun Vader kennen. Dus net als wij is ook Jezus door God als mens geschapen.
Mijn commentaar: In Hebr. 2:9-13 lezen we: “Maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond.
Want het voegde Hem, (de Vader) om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis (Jezus) door lijden heen zou volmaken.
Want Hij, (Jezus) die heiligt, en zij, (de discipelen van Jezus) die geheiligd worden, zijn allen uit een; daarom schaamt Hij (Jezus) Zich niet hen broeders te noemen, en Hij zegt: Uw naam zal ik aan mijn broeders verkondigen, in het midden der gemeente zal ik U lofzingen;
en wederom: Ik zal op Hem vertrouwen, en wederom: Ziehier ik en de kinderen, die God mij gegeven heeft”.

Er is hier absoluut geen sprake van dat Jezus de mens in zijn algemeenheid Zijn broeders noemt. Dat gaat uitsluitend en alleen op voor de discipelen van Jezus. Deze discipelen zijn de aangenomen zonen waarover Paulus schrijft in Efeze 1:4-6: “Hij (de Vader) heeft ons (de discipelen van Jezus) immers in Hem uitverkoren voor de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Zijn aangezicht. In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen (de broeders van Jezus) van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van Zijn wil, tot lof van de heerlijkheid Zijner genade, waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde (Jezus Christus)”.
Ook in Rom. 8:28,29 worden deze broeders van Jezus onder de aandacht gebracht. We lezen daar: “Wij weten nu, dat God alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens Zijn voornemen geroepenen zijn. Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld Zijns Zoons, opdat Hij (Jezus) de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen”. In Ef. 1:5 geeft Paulus dus aan dat deze zonen aangenomen zonen zijn, en deze aangenomen zonen zijn de zonen Gods waar Jezus op doelde toen Hij in Matth. 28:19 Zijn discipelen de opdracht gaf om al de volken te onderwijzen in Zijn Naam (volgens de oorspronkelijke grondtekst).

Jezus zelf laat bovendien in Johannes 17 weten dat Zijn discipelen een speciale plaats innemen in het plan van de Vader voor deze wereld. Jezus zegt namelijk in Johannes 17:6: “Ik heb Uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij behoorden U toe en Gij hebt hen Mij gegeven en zij hebben Uw woord bewaard”. En even verder in Johannes 17:9 zegt Jezus: “Ik bid voor hen; niet voor de wereld bid Ik U, maar voor hen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn van U, en al het mijne is het uwe en het uwe is het mijne, en Ik ben in hen verheerlijkt”. Jezus maakt hier duidelijk onderscheid tussen hen die van deze wereld zijn en de discipelen die Hij van de Vader ontvangen heeft. En alleen deze laatsten zijn diegenen die door Jezus, zo lezen we in Hebr. 2:11, Zijn broeders worden genoemd.

Samengevat: als Jezus deze zonen Zijn broeders noemt spreekt Hij als de eerstgeboren Zoon van God over de aangenomen zonen van God. Er is daarom uit Hebr. 2:11 niet af te leiden dat Jezus slechts mens was zoals wij. Integendeel: de bijbel spreekt op diverse plaatsen een heel andere taal zoals hierboven is gebleken.

 

Hij was eer dan ik.

In Joh. 1:15 en 30 doet Johannes de Doper de uitspraak: “Na mij komt een man die voor mij geweest is, want Hij was eer dan ik”. De uitleg die hieraan wordt gegeven is: Johannes bedoelde hiermee te zeggen dat Jezus nog niet bestond maar desondanks wel al tevoren door God gekend was en daarom kon Johannes getuigen dat Jezus er eerder was dan hijzelf.
Mijn commentaar: Merkwaardig toch dat ik in Psalm 139:16 lees dat David getuigt: “Uw ogen zagen mijn vormeloos begin; in Uw boek waren zij alle opgeschreven, de dagen, die geformeerd zouden worden, toen nog geen daarvan bestond” en dat Johannes de Doper desondanks zou beweren dat Jezus wel door God de Vader al gekend was en dat Johannes zelf dan kennelijk voor God nog een grote onbekende was gebleven. Als koning (en profeet) David van Gods voorkennis was overtuigd is het zeer aannemelijk dat ook Johannes de Doper, die bovendien vanaf de moederschoot vervuld was met de Heilige Geest, van dit feit op de hoogte was. Het is niet alleen zeer aannemelijk, ik weet wel zeker dat Johannes hiervan wist, al was het alleen maar doordat ook hij ongetwijfeld van David's woorden op de hoogte zal zijn geweest.
In dat licht bezien is het onzinnig om, zoals uit de hier aangehaalde bewering blijkt, te menen dat Johannes slechts doelt op de voorkennis van God ten aanzien van Jezus' leven en dat dezelfde God van Johannes' komst en (belangrijke) bediening totaal niet op de hoogte zou zijn geweest. Uit al het voorgaande op deze pagina is nu wel duidelijk geworden dat de bedenkers van deze onzin niet willen geloven in een bestaan van Jezus vóór Zijn geboorte en met deze bewering wordt die overtuiging nog eens extra onderstreept. Maar ook in dit geval laat de bijbel zien dat de waarheid anders in elkaar zit. Wat David daarom getuigde in Psalm 139:16 geldt voor David, het geldt voor Jezus, én het geldt voor Johannes de Doper. En raad eens? Het geldt ook voor ons! De belijdenis van Johannes de Doper betekent dan ook niets anders dan dat hij doelt op het bestaan van Jezus (God) voordat Johannes' bestaan een feit was én op Johannes' besef dat Jezus daardoor ver boven hem verheven was, zoals hij getuigde in Joh. 1:27: “....Welke voor mij geworden is, Wiens schoenriem ik niet waardig ben los te maken” (vertaling vanuit de grondtekst).

 

Er is niets nieuws onder de zon.

Tot zover een aantal van de dwalingen die binnen bepaalde kringen van het “volle evangelie” in Nederland voor menigeen kwalijke gevolgen hebben gehad. Er zou nog wel een aantal van dit soort beweringen aan de bovenstaande leugens toegevoegd kunnen worden maar alles bij elkaar genomen zal het voorgaande nu wel in staat zijn om de lezer van het onbijbelse in deze beweringen te kunnen overtuigen. Daarom laat ik het hierbij. Als ooggetuige weet ik dat deze New Age leugens destijds werden gebracht als “nieuwe geestelijke inzichten”. De verkondigers en de aanhangers ervan vonden van zichzelf dat hun “geestelijke status” een hoger niveau had bereikt. Maar zoals Jezus zei dat men de boom herkent aan zijn vruchten bewezen de slechte vruchten aan deze bomen dat voornamelijk hun arrogantie en hoogmoed een hoger niveau hadden bereikt. En dat was dan ook te merken aan hun demonische gedrag, hun kwaadsprekerijen en hun slinkse streken om de andersdenkenden de mond te kunnen snoeren. Er is dus niets nieuws onder de zon want ook de apostelen kregen destijds al te maken met leringen van boze geesten die her en der de kop opstaken. Dezelfde leugens hebben nu opnieuw hun duizenden verslagen.

Daar kan ik dit nog aan toevoegen: de “Jezus” die de genoemde afvalligen voor zichzelf hebben geschapen is slechts een niet bestaand fantasiefiguur. Wie deze Jezus vereert in plaats van de echte Jezus van de bijbel (= onze Schepper) maakt zich daarom schuldig aan afgoderij en is, als hij/zij zich daarvan niet bekeert, een verloren ziel!! Zo ernstig is de situatie dus voor wie zich daarin hebben laten meeslepen.

Ik hoop in ieder geval te mogen bereiken dat bij diverse mensen toch nog de ogen geopend zullen worden voordat ze in dit korte leven geen tijd meer over hebben om zich los te maken van datgene waar Paulus over schrijft in Efeze 4:14: “Opdat wij niet meer onmondig zijn, als op golven bewogen en rondgesleurd door elke wind van leer door de bedriegerij van mensen in hun sluwheid tot het beramen van dwaling” (rechtstreeks vertaald vanuit de grondtekst).

 
Belangrijke aanvullende info over de ware aard van de zogenaamde “God is goed” rage, die destijds het “volle evangelie” in Nederland overhoop haalde, vind je op de pagina: Humanisme: een stank uit de hel.

Spreuk:
Het evangelie is veel te ingewikkeld voor volwassenen.
Alleen een kind kan het begrijpen.
(naar Matthéüs 18:3)

P.S.
If you want to translate this page into your own language: please visit https://translate.google.com where you can choose your language.
Bronvermelding