Engelse versie van deze site 14px  16px  17px  18px

Verlaat uw gedachten!

Inleiding.
Met onze geest denken wij. Beter gezegd: onze geest denkt. Zijn gedachten bepalen in welke wereld wij leven. Hebben wij boze, slechte, hoogmoedige, wrede, liefdeloze, zelfzuchtige of wat voor verkeerde gedachten dan ook, het zal de aandacht trekken van de satan en zijn handlangers. Die is er gek op, omdat het past bij diens aard. En deze vijanden van God zullen de mens daarom als zijn eigendom beschouwen en meesleuren naar een oord dat die mens niet zocht. Maar omdat die zondige mens zichzelf door zijn eigen slechte gedachten met de satan had verbonden, zal de satan nadat de mens is overleden en dus zijn lichaam heeft verlaten, die mens als een deel van de oogst meeslepen naar zijn eigen vreselijke bestemming. De vraag of een liefdevolle God mensen naar de hel verbant is daarom een zotte vraag. Dat doet de mens namelijk zelf. Door zijn onwil om de uitgestoken hand van God te grijpen en in plaats daarvan de duisternis liever te hebben dan het licht. Die duisternis zal na zijn dood eeuwig zijn. Nu kunnen wij er nog uit ontsnappen, nu hebben wij die kans nog.

 

Verlaat uw gedachten. Het lijkt een vreemde titel. In tegenstelling tot de vreemde overtuigingen die in diverse heidense religies gangbaar zijn, pleit ik hier echter niet voor het zichzelf helemaal leeg laten lopen en als een zombie verder te “bestaan” teneinde b.v. als pilaarheilige een vorm van “verlichting” te kunnen bereiken. Een verlichting die slechts duisternis zal blijken te zijn. De apostel Paulus schreef over zijn eigen zondige natuur (voor zijn bekering) een openhartige bekentenis in Rom. 7:18: “Want ik weet, dat in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, geen goed woont. Immers, het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken, kan ik niet.” In zijn vlees woonde geen goed. Met dat vlees bedoelde hij zijn oude zondige natuur. Want als zondaar botste hij tegen een plafond op, waar hij niet bovenuit kon komen. Pas toen hij zich, in berouw om zijn wrede daden, bekeerde ging er een nieuwe wereld voor hem open. Omdat hij nu voldeed aan Gods voorwaarden. Daarvoor meende hij God welgevallig te zijn en ijverde hij dan ook voor de Joodse wet, tradities en religie. Vergeefse moeite. Hij streed tegen de Schepper van hemel en aarde en daar is niet van te winnen. Die is altijd groter!! Gods voorwaarden vinden we bijvoorbeeld in Jesaja 55:7-8:

De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de Here, dan zal Hij Zich over hem ontfermen; en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig. Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen luidt het woord des Heren.”

De Nieuwtestamentische versie van deze woorden vinden we in Romeinen 12:2 waar de apostel Paulus zijn lezers als volgt vermaande: “En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede, welgevallige en volkomene”.

Met de Joodse tradities en de bijbehorende valse religie van de extreem vijandige Joden had God voorgoed afgerekend. Het voorhangsel in de tempel dat het Heilige der Heiligen onbereikbaar maakte had God zelf verscheurd op het moment van Jezus' sterven. Er was een hoofdstuk afgesloten. Een hoofdstuk waarin men voor de buitenwereld nog wel een vrome indruk kon maken terwijl verkeerde gedachten verborgen bleven. Maar niet voor God. Jezus omschreef deze bedrieglijke vroomheid als volgt in Matth. 23:27-28: “Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij gelijkt op gewitte graven, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen vol zijn van doodsbeenderen en allerlei onreinheid. Zo ook gij, van buiten schijnt gij de mensen wel rechtvaardig, doch van binnen zijt gij vol huichelarij en wetsverachting.”

Sinds Jezus op Golgotha de satan op diens eigen terrein versloeg en Hij gehoorzaam bleef tot de dood, is mogelijk geworden wat Jezus al tegen Zijn discipelen zei in Matth. 5:46-48 waar Hij hen voorbereidde op de komende periode na Golgotha. Jezus rekende hier af met de schijnheiligheid. We lezen daar: “Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat voor loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En indien gij alleen uw broeders groet, waarin doet gij meer dan het gewone? Doen ook de heidenen niet hetzelfde? Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.” Die volmaaktheid is geen schone schijn of een vrome wens. Want Jezus liep geen sprookjes te vertellen! Voordat de discipelen dit konden vatten moest nog wel het een en ander tot hen doordringen. Uit de verslaggeving van Jezus' leven op aarde is op te maken dat er de nodige gesprekken aan vooraf gingen voordat de discipelen dit doorkregen. Hun gedachten moesten nog naar een hoger niveau getild worden. Naar Gods niveau. Daar mankeerde destijds nogal wat aan bij de discipelen. Zoals bijvoorbeeld in Matth. 15:16-20 waar Jezus hen vermaande met de woorden: “Zijt ook gij nog onbevattelijk? Begrijpt gij niet, dat al wat de mond binnengaat, in de buik komt en te zijner plaatse verdwijnt? Maar wat de mond uitgaat, komt uit het hart, en dat maakt de mens onrein. Want uit het hart komen boze overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige getuigenissen, godslasteringen. Dat zijn de dingen, die een mens onrein maken, maar het eten met ongewassen handen maakt een mens niet onrein.” De discipelen moesten als God leren denken. Ook de richter Samuël werd in 1 Sam. 16:7 door God weer even op zijn plaats gezet met de woorden: “....de mens toch ziet aan wat voor ogen is, maar de Here ziet het hart aan.” Wat God zag in het hart van die “indrukwekkende” oudere broers van David kon Hem beslist niet bekoren. Hij had hen afgekeurd.

Er moest nog een wereld voor de discipelen open gaan. Maar geen nood. Ze zouden hulp krijgen. Want in Joh. 16:12-15 belooft Jezus de Heilige Geest aan Zijn discipelen met de woorden: “Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen; doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u verkondigen.” Op de Pinksterdag ontvingen zij deze beloofde Trooster. Het verschil in denken was direct merkbaar. In Handelingen 2:14 en verder kunnen we de toespraak van Petrus (op die bewuste Pinksterdag) lezen. Petrus hoefde hier overigens zelf niets te zeggen. Het was de Heilige Geest die door hem heen sprak. En daarom sprak Petrus met gezag. Geen gestotter, geen “ik hoop dat....” of “volgens mij....”. Niets van dat alles. Hij sprak zoals het was. En daar konden de toehoorders het mee doen. Het was slikken of stikken. Want God zal nooit terwille van de twijfelende zondaar Zijn Waarheid aanpassen of afzwakken. Als de zondige mens dan toch nog afwijzend op Gods uitnodiging of vermaning reageert is dat geen onvermogen maar onwil!!

Het ligt dan ook voor de hand dat er binnen hetgeen men tegenwoordig “christendom” pleegt te noemen de onvermijdelijke gladjanussen met heel andere gedachten rondlopen. Onder andere via TV en internet wordt door diverse “kijk mij eens even”-ego's, die niet vies zijn van de (on)nodige aandacht voor hun persoontje, gedemonstreerd dat zij het niveau van de discipelen nog lang niet hebben bereikt. Of nooit zullen bereiken. En omdat de geestelijke duisternis hand over hand toeneemt zullen deze meelopers steeds talrijker worden. Maar uiteindelijk ook ontmaskerd worden! Alles dat niet vuurvast is zal uiteindelijk door het demonische vuur in de eindtijd verbrand worden, als massa's boze geesten vanuit het dodenrijk de aarde zullen overspoelen.

 

Mijn gedachten zijn niet uw gedachten!

We lezen nog even verder in Jesaja. Jesaja 55:8-9: “Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen luidt het woord des Heren. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten.” De Nieuwtestamentische versie hiervan vinden we in Col. 3:1-2 waar Paulus het als volgt onder woorden bracht: “Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn.”

Maar al te vaak rollen diverse religieuze kopstukken over elkaar heen om hun gelijk te bewijzen, maar het enige dat zij bewijzen hebben wij zojuist gelezen. Hun gedachten zijn niet Gods gedachten. Er blijft daarom in deze eindtijd nog maar één redmiddel over om aan het lot van de valse kerk te kunnen ontkomen. Dat lezen wij in Openb. 18:4-5: “En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen. Want haar zonden hebben zich opgehoopt tot aan de hemel en God heeft aan haar ongerechtigheid gedacht.” Deze valse kerk verlaten en zich openstellen voor de doop in de Heilige Geest. Een andere uitweg is er niet. Wie hieraan niet gehoorzaamt zal beslist gaan lijden onder de aangekondigde plagen.

Eén van die plagen is nu al vrijwel overal te zien. Dat is de kerkverlating. Waar kinderen Gods het Woord van de waarheid niet meer horen maar slechts met theologie (= een dode wetenschap) worden beziggehouden, sterft het geestelijke leven af, neemt de satan met zijn leergeesten het roer over en keert men zich tot de wereld. Daar doelde Jezus op in Zijn gelijkenis van de zaaier, die we vinden in o.a. Lucas 8:5-8 waar slechts een deel van het zaad in goede grond terechtkwam en vruchten voortbracht. Bij het andere deel stierf het geestelijke leven af of het kreeg helemaal de kans niet. Gevolg: deze mensen bleven verstrikt in hun zondige gedachten. Bij deze kerkverlating lijkt het overigens alsof men Babylon verlaat maar dit Babylon is ook de moeder van alle mensen die God verlaten. De kerkverlating is dan ook feitelijk Godverlating. Deze uittocht lijkt dus zijn goede kanten te hebben vanwege de leegloop van dit Babylon maar.... dit Babylon staat uitsluitend in dienst van de satan. En diens werkelijke doel is: zoveel mogelijk mensen bij hun Schepper vandaan te slepen. En of dat nu binnen of buiten stenen kerkmuren plaatsvindt, dat zal de satan een rotzorg zijn. In mijn eigen woonplaats heb ik al diverse kerkgebouwen gesloopt zien worden of een andere bestemming zien krijgen. Landelijk is deze kaalslag uiteraard eveneens een plaag geworden. Projectontwikkelaars ruiken vervolgens geld en kopen in een dergelijk geval de leegstaande gebouwen op om er een andere “doelgroep” mee van dienst te kunnen zijn en om daar flink aan te kunnen verdienen. Zij zijn een deel van de kooplieden die in Openbaring 18:2-3 worden genoemd.

Wie dan ook werkelijk deze woonplaats van duivelen wil verlaten zal in de eerste plaats een geestelijke uittocht moeten ondernemen. En die vindt alleen maar plaats in de geestelijke wereld. Want wat bevindt zich in die geestelijke wereld? Onze gedachten! Om niet beïnvloed te worden door valse leringen en religieuze zwetsverhalen is het natuurlijk noodzakelijk een dergelijke omgeving te verlaten. De grootste scheiding tussen het oprechte kind van God en zijn gedachten enerzijds en de leugens van Babylon anderzijds is echter Gods oproep in het hierboven al aangehaalde Jesaja 55:7-8: “De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de Here, dan zal Hij Zich over hem ontfermen; en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig. Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen luidt het woord des Heren.”

 

Wees niet als de vrouw van Lot

Een schokkend voorbeeld van iemand die zijn (in dit geval haar) gedachten niet kon verlaten is de vrouw van Lot. De neef van Abraham, die ooit voor het mooiste deel van het land had gekozen, moest hals over kop zijn bezittingen achterlaten. In Genesis 13:10 moest Lot een keuze maken op verzoek van Abraham. Hun beider kudden vee konden niet langer samen blijven. Dus eenmaal gesteld voor die keuze koos hij het mooiste deel van het land voor zichzelf. We lezen: “Toen sloeg Lot zijn ogen op en zag, dat de gehele streek van de Jordaan rijk aan water was; voordat de Here Sodom en Gomorra verwoest had, was zij tot Soar toe als de hof des Heren, als het land Egypte.” Een keuze die velen, net als Lot, gemaakt zouden hebben. Fout! Wie het mooste deel voor zichzelf opeist zal daar eenmaal de prijs voor moeten betalen. En dat gebeurde dan ook. In Genesis 19 vinden wij het relaas over de verwoesting van Sodom, Gomorra en enkele bijbehorende steden. Toen Lot kort daarvoor met vrouw en dochters door de engelen uit de stad werden geleid werd hen bevolen om tijdens de vlucht niet meer achterom te kijken. Radicaal afscheid nemen van dat verleden (inclusief de omgang met al die goddeloze inwoners) was de enige uitweg uit dat oord van goddeloosheid. Werd hen door God iets afgepakt? Beslist niet. God spaarde hun leven! Wat zij achter moesten laten had geen enkele waarde meer. Slechts de dingen van deze wereld raakten zij kwijt. Dat was echter te veel voor de vrouw van Lot. Haar gedachten waren nog bij haar huis en bezittingen in de stad die zij moesten ontvluchten. Ze kon er geen afscheid van nemen en keerde zich om, om haar woonplaats nog eenmaal te zien. En dat was dan ook precies wat er gebeurde. Ze zag haar verleden nog eenmaal en daarna nooit meer. Ze veranderde in een oogwenk in een zoutpilaar. God hield Zich ook in dit geval aan Zijn woorden. Ze was gewaarschuwd! Zo is ieder mens gewaarschuwd die zijn gedachten, zondige verlangens en alles dat voor God een gruwel is, niet achter zich wil laten. Er zal een tijd komen waarin een ieder die zijn zondige verleden niet wil verlaten door de horden boze geesten, uit het dodenrijk losgelaten, zal worden verslonden. Dat vinden we in Openbaring 9. Vers 2 tot 4: “En zij opende de put des afgronds en er steeg rook op uit de put, als de rook van een grote oven; en de zon en het zwerk werden verduisterd door de rook van de put. En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde te voorschijn en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben. En hun werd gezegd, dat zij aan het gras der aarde geen schade zouden toebrengen, noch aan enig gewas, noch aan enige boom, maar alleen aan de mensen, die het zegel van God niet op hun voorhoofden hadden.” Let op dat laatste. Zij bij wie het voorhoofd niet is verzegeld vallen genadeloos ten prooi aan deze ziedende geestenmassa. Omdat hun voorhoofd niet is verzegeld. Zij hebben niet Gods gedachten ontvangen en zijn daarom weerloos vanwege de zondige gedachten die hun leven beheersen.

Alles dat nog rest van een leven met de Schepper zal daarom, omdat de mens in kwestie niet radicaal wil breken met zijn zondige verleden, door de satan en zijn legers worden vernietigd. De vrouw van Lot werd destijds een deel van het landschap. Wie nu rond de oevers van de dode zee dat “landschap” bekijkt zal daar slechts zand, stenen, kalkresten, de doodse (door erosie aangetaste) contouren van enkele gebouwen en een extreem hoog gehalte aan zwavel (98%) in de grond vinden. Er groeit niets en op de videobeelden die ik er van gezien heb zag ik geen enkele vogel vliegen. Zelfs de natuur is er weggevlucht. Uit materiaal dat in het laboratorium is onderzocht kon men afleiden dat de temperatuur tijdens deze vuurstorm zo'n 3300 graden Celsius moet zijn geweest. Een voorproefje van de hel! De les hieruit is tenslotte deze: God is extreem verdraagzaam maar laat uiteindelijk niet met zich spotten.

 

Muur of tempel?

We lazen al in Jesaja 55:8: “Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen luidt het woord des Heren.” Niet zelden staan gedachten van mensen lijnrecht tegenover die van God. Met als gevolg dat wij Gods logica meestal niet kunnen volgen. Ik moet nu denken aan het verhaal van een gemeente die een nieuwe preekstoel zocht. Toen er ergens een bruikbaar exemplaar werd aangeboden togen enkele leden van die gemeente er welgemoed op af. De preekstoel zou geveild worden. Dus de hoogste bieder zou de nieuwe eigenaar worden. Echter, zoals dat zo vaak gaat liep het anders dan verwacht en was er een andere koper die er een hoger bedrag voor neer kon tellen. Ondanks de gebeden en de vaste overtuiging dat men de preekstoel zou kunnen meenemen na de veiling viste men achter het net. Zwaar teleurgesteld liep men naar huis. Echter, onderweg passeerde men een gebouw waar de nieuwe eigenaar van de preekstoel vergeefs probeerde om het gevaarte naar binnen te krijgen. Na diverse pogingen bleek de ingang toch te klein te zijn. Uit wanhoop vroeg de eigenaar of de toekijkende gemeenteleden eventueel belangstelling hadden voor de nu nutteloze preekstoel. Het einde van het verhaal was dat men de preekstoel voor een veel lager bedrag dan de veilingprijs kon overnemen. Hoewel het dus leek alsof hun gebeden niet waren gehoord had men de preekstoel nu voor een schijntje in bezit gekregen. Gods wegen waren hoger dan die van mensen! En getuigen niet zelden van Gods humor.

Ergens in een ver verleden moest er ook een keuze worden gemaakt. Namelijk in het verwoeste Jeruzalem dat door de Babylonïers als een puinhoop was achtergelaten. Toen het volk Israël uit de ballingschap begon terug te keren en de verwoeste stad en tempel aantroffen was dit de keuze: herbouwen wij eerst de muur van de stad of eerst de verwoeste tempel? Vanwege de vijandige omliggende volken zou het om strategische redenen verstandig zijn geweest om eerst de muren van Jeruzalem weer op te richten. Zouden die eenmaal weer staan dan kon men binnen de bescherming van die muren wel weer beginnen om de tempel te gaan herbouwen. Die menselijke redenering was begrijpelijk maar niet terecht. En niet naar Gods wil. Want was het niet die verwaarloosde tempel geweest waardoor Gods toorn was opgewekt en het trouweloze volk in ballingschap was afgevoerd door de legers van Babylon? En was het niet koning Kores (van de Meden en Perzen) geweest die opdracht had gegeven aan de ballingen van Israël om terug te keren naar hun land en om de tempel te gaan herbouwen? Het was God zelf geweest die hier de hand in had. Het was Zijn wil dat de tempel als eerste werd herbouwd. Dat ook als eerste het contact met de levende God weer werd hersteld en Israël als Gods volk kon verder leven. Zo is het ook gegaan. Onder leiding van de priester Ezra werd de tempeldienst hersteld en later, onder leiding van Nehemia, werden de muren van Jeruzalem weer opgericht. Door schade en schande wijzer geworden deed het volk Israël nu wat God van hen verlangde. Zou er naar de redeneringen van mensen zijn geluisterd dan had men andere keuzes gemaakt. Wie nu, in deze tijd, in gehoorzaamheid aan God wil leven zal ook eerst moeten kiezen voor de (her)bouw van de tempel in zijn leven. Al het andere komt later aan de beurt!! Dat werd in Matth. 6:33 door Jezus zelf als volgt onder woorden gebracht: “Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.” Hiermee doelde Jezus op de vele belangen, zorgen en de (dagelijkse) behoeften die onze gedachten meer dan eens zo hardnekkig kunnen bezighouden.

Betaalt uw Meester het hoofdgeld niet?

Ik moet hierbij weer denken aan de discipel Petrus. In Matth. 17:24-27 lezen we wat hem overkwam. “Toen zij te Kafarnaüm kwamen, traden de ontvangers van het hoofdgeld op Petrus toe en zeiden: Betaalt uw Meester het hoofdgeld niet? Hij zeide: Zeker wel. En toen hij thuiskwam, was Jezus hem voor met de vraag: Wat dunkt u, Simon? Van wie heffen aardse koningen rechten of belasting? Van hun zonen of van de vreemden? Toen hij zeide: Van de vreemden, sprak Jezus tot hem: Zo zijn dus de zonen vrij. Maar opdat wij hun geen aanstoot geven, ga gij naar de zee, werp een vishaak uit en de eerste vis, die bovenkomt, grijp die. En wanneer gij zijn bek opendoet, zult gij een zilverstuk vinden. Neem dat en geeft het hun voor Mij en voor u.“ De ambtenaren die voor de Romeinse overheersers werkten ijverden zich om het vereiste belastinggeld binnen te halen. Als discipel van Jezus had Petrus daarentegen wel belangrijker dingen aan zijn hoofd. De vraag van deze geldschrapers zal hem waarschijnlijk enigszins overvallen hebben. Maar voordat hij er Jezus iets over kon vragen was Jezus hem al voor. Die liet zich al evenmin door dit soort aardse zaken bezighouden. Echter, voordat Petrus kon gaan lopen zoeken naar het benodigde bedrag kreeg hij van Jezus een beter advies. Als beroepsvisser wist Petrus wel hoe hij dit moest aanpakken. Wat wij hier niet lezen is dat Petrus zich liep af te vragen hoe groot de kans was dat hij een geldstuk in de bek van een vis zou aantreffen. Die zwemmen beslist niet rond met geldstukken in hun bek! De afloop lezen we hier niet maar we kunnen er van op aan dat het ging zoals Jezus al had voorspeld. Wat we hier zien is dat God al had voorzien in deze aardse nood. Het vinden van zo'n zilverstuk zou volgens de redenering van mensen een onmogelijkheid zijn geweest. Daar hield God geen rekening mee. Zoals Hij geen enkele rekening houdt met al die beperkte gedachten van mensen. Petrus weidde zijn leven aan de dienst van het Koninkrijk Gods en in ruil daarvoor betaalde Jezus zijn belastinggeld. Daar hoefde Petrus niet eens voor te werken. Nou ja, hij moest er nog wel even een visje voor vangen.... Petrus gehoorzaamde Jezus en God zorgde voor de rest, zoals Hij ook zorgde voor het volk Israël toen het volk de tempel in Jeruzalem herbouwde. Misschien stond er wel een heel leger engelen rondom de stad zolang die stadsmuur nog niet was herbouwd, iets dat de profeet Elisa overigens ook al eens had mogen meemaken. Dus.... het volk gehoorzaamde God en Die was op Zijn beurt als een muur rondom Zijn volk.

Zowel bij Petrus als bij het volk Israël was er een omwenteling in gedachten nodig. Een omwenteling die ieder oprecht kind van God zal moeten ondergaan. Een omwenteling die niet mogelijk is wanneer wij ons bezighouden met de dingen van deze wereld. Die les moest Petrus ook bij een andere gelegenheid leren. In Matth. 14:25-32 vinden wij dit verhaal. Het betreft het beroemde verslag waarin Jezus over het water liep. Zoals uit het verhaal blijkt schrokken de ploeterende discipelen zich wild bij het zien van Jezus, lopende over het water. Weer was het de discipel Petrus die in zijn enthousiasme naar Jezus riep en vroeg of hij Jezus tegemoet mocht lopen. En zo geschiedde. Maar eenmaal op het water begon zijn gezonde verstand hem stevig onder handen te nemen. “Waar zijn wij nou helemaal mee bezig?? Dit kan toch helemaal niet??” Men hoefde Petrus, de beroepsvisser, niets over het water te vertellen. Daar voer men overheen in een boot. En nu liep hij er op! Zijn beperkte verstand verklaarde hem voor gek. Daarom moest hij leren wat we in Spreuken 3:5-6 kunnen lezen: “Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken.” Dit was voor Petrus nu echter nog een brug te ver. Ondanks zijn enthousiasme, zijn liefde voor Jezus en ondanks zijn goede bedoelingen was hij nog niet zo ver dat hij zijn menselijke redeneringen kon negeren. Zijn eigen inzicht, dat alleen maar rekening hield met aardse mogelijkheden, stond hem in de weg. Ziende op de golven schoot zijn geloof te kort en hij begon te zinken. Jezus wist dit en schoot hem te hulp. Zo liep het toch nog goed af met die Petrus die wel graag wilde gehoorzamen maar zonder de Heilige Geest te hebben ontvangen nog niet in staat was om aan Gods maatstaven te voldoen. Die Nieuwtestamentische maatstaven lagen overigens veel hoger dan in de tijd van het oude volk Israël. Ook voor Petrus waren die nog even te hoog gegrepen. Later, toen Petrus op die bewuste Pinksterdag getuigde van zijn geloof, nadat hij de Heilige Geest had ontvangen, kon hij er wel aan voldoen.

Van nu aan zult gij mensen vangen.

Voordat het zover was had Jezus nog een test voor hem op het programma staan. Dat lezen we in Lucas 5:4-10: “Toen Hij opgehouden had met spreken, zeide Hij tot Simon: Ga naar diep water en zet uw netten uit om te vissen. En Simon antwoordde en zeide: Meester, de gehele nacht door hebben wij hard gewerkt en niets gevangen, maar op uw woord zal ik de netten uitzetten. En toen zij dit gedaan hadden, haalden zij een grote menigte vissen binnen, en hun netten dreigden te scheuren. En zij wenkten hun makkers in het andere schip, dat zij hen zouden komen helpen. En dezen kwamen en zij vulden beide schepen, tot zinkens toe. Toen Simon Petrus dit zag, viel hij neder aan de knieën van Jezus en zeide: Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Here. Want verbazing had hem en allen, die bij hem waren, aangegrepen over de vangst der vissen, welke zij gevangen hadden; evenzo ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeus, die metgezellen van Simon waren. En Jezus zeide tot Simon: Wees niet bevreesd, van nu aan zult gij mensen vangen.
Ook hier stond Petrus waarschijnlijk weer even naar lucht te happen. Jezus kon hem veel vertellen maar wat had Jezus hem nog te zeggen over vissen vangen? Als beroepsvisser wist Petrus maar al te goed dat hij tijdens de nacht de meeste kans had op een goede vangst. Dat was de afgelopen nacht echter helemaal niets geworden en nu werd er van hen verwacht om het op klaarlichte dag te proberen? Welke amateur was hier aan het woord? Echter, omdat het Jezus was die dit van hem vroeg was hij bereid te gaan. Zijn verstand steigerde alle kanten op maar desondanks besloot hij aan Jezus' verzoek te voldoen. Hoe het afliep hebben we zojuist gelezen. Tegen alle logica van (vak)mensen in was de vangst zo groot dat zelfs twee schepen er tot de rand mee gevuld konden worden. Dat is nu Gods logica. Die is zo hoog dat wij mensen er niet bij kunnen. De beproeving van een test als deze ligt daarin dat wij leren om onze zeer beperkte inzichten en mogelijkheden compleet te negeren en om blindelings te gehoorzamen aan Gods eisen. Dat wij leren dat God niet is beperkt door de wetjes en regeltjes van mensen. Petrus slaagde voor de test. Maar tegelijkertijd werd het hem duidelijk dat hij nog hopeloos te klein dacht over God. Vandaar dat het schuldgevoel hem te pakken kreeg en hij liet blijken dat hij zich zondig voelde in de nabijheid van Jezus. Van al die tekortkomingen wist Jezus af maar Hij wist ook dat er betere tijden zouden komen, dat de Heilige Geest een ander mens van Petrus kon maken. En dat werd later voor iedereen zichtbaar op die beroemde Pinksterdag.

Christendom = Babylon!

Voordat eventueel beledigde “christenen” naar aanleiding van deze titel geërgerd in het toetsenbord klauteren moet er eerst nog even iets rechtgezet worden. De benaming “christendom” heeft met het Koninkrijk Gods totaal niets te maken. In de tijd van de eerste gemeenten dook deze naam voor het eerst op. We lezen in Hand. 11:26 namelijk: “En het geschiedde, dat zij een vol jaar in de gemeente gastvrij ontvangen werden en een brede schare leerden en dat de discipelen het eerst te Antiochië Christenen genoemd werden.” Het waren de mensen van de wereld, de heidenen (met hun zondige gedachten!) die deze naam hadden bedacht voor die fanatiekelingen die hen over die Jezus kwamen vertellen, als een groep mensen die zich daarmee van alle anderen onderscheidden. Wie in deze wereld afwijkt of wie de aandacht trekt met een afwijkende mening krijgt al gauw een stempel opgedrukt. Dat is een gewoonte die we ook in onze eigen tijd meer dan eens tegenkomen. Wat aanvankelijk als het evangelie van het Koninkrijk Gods werd gebracht door de discipelen raakte voor de wereld daarom bekend onder de bijnaam christendom. Een instituut dat inmiddels, vele eeuwen later, mede door de opkomst van de Rooms katholieke leer, is geworden tot het grote Babylon. In het bijbelboek Openbaring aangewezen als de moeder der hoeren, de valse kerk die in Openbaring 18:2 dan ook terecht een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten wordt genoemd. Van de drempel tot aan de nok van het dak in bezit genomen door de valse leergeesten uit de diepten van het dodenrijk.
En die leergeesten hebben niets goeds voor met deze verzameling religieuze mensen. Die niet leren hun zondige gedachten te verlaten.

Dit religieuze bolwerk is bovendien griezelig dichtbij. Of men zich nu bevindt binnen de muren van onder andere:

of één van de vele andere religieuze dwalingen wereldwijd: overal is Babylon aanwezig. Want tot in alle hoeken en gaten van het “Christendom” (samen met alle andere religies) zijn de valse leergeesten van de satan binnengedrongen. Of deze boze geesten hebben de betreffende religie zelf gesticht! Daarom herhaal ik hieronder nog maar weer eens wat zojuist al is aangehaald uit Openbaring 18:2-3: “En hij riep met sterke stem, zeggende: Gevallen, gevallen is de grote (stad) Babylon en zij is geworden een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte, omdat van de wijn van de hartstocht harer hoererij al de volken gedronken hebben en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben en de kooplieden der aarde rijk geworden zijn uit de macht harer weelderigheid.” Die koningen der aarde zijn de huidige regeringen op de wereld die op hun beurt weer profiteren van de macht van Rome, die als de moeder der hoeren achter de schermen ontstellend veel macht heeft in de wereld. Een macht die met het verschijnsel religie al helemaal niets meer van doen heeft, laat staan met het Koninkrijk Gods. In de voorbije eeuwen sidderden de koningen en machthebbers van Europa voor de paus in Rome, die de macht zou hebben om hen te excommuniceren. Op Wikipedia.org vond ik hiervan de volgende definitie: excommunicatie, afsnijding of in de ban doen is het uit een kerkelijke gemeenschap uitstoten van iemand die volgens de gezagsdragers volhardt in de zonde. Einde citaat. Volgens de gezagsdragers..... Alsof een zondig mens de macht zou hebben om anderen naar de eeuwige hel te verbannen. Want daar komt de waanzin van het excommuniceren feitelijk op neer. Begrijpelijkerwijs zorgden de wereldse overheden die destijds nog sidderden voor deze bespottelijke leugen er wel voor om die paus niet te irriteren want daar verwachtten ze gegarandeerd gedonder mee te krijgen!

Hij is bij machte uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken.

Van wie komt deze leugen van het excommuniceren? Van de oude slang. Jezus noemde deze oude slang bij name, sprekend tegen de altijd vijandige Joden, in Johannes 8:44: “Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een mensenmoorder van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen.” Dat klapt er in. Daar hadden die vijanden van Jezus geen weerwoord op. Zij waren al zo door de leugen in bezit genomen dat zij God zelfs hun Vader durfden te noemen! Ook Johannes de Doper vond deze huichelaars tegenover zich. Zij beriepen zich op het feit dat zij nakomelingen van Abraham waren. In Jacobus 2:23 lezen we over Abraham: “...en het Schriftwoord werd vervuld, dat zegt: Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd”. Met vallen en opstaan had Abraham geleerd om naar God te luisteren. En ondanks de fouten die hij maakte in zijn lange leven stond hij bij God in hoog aanzien. Net als bijvoorbeeld Job, Noach en Daniël. Want ook zij hadden de gehoorzaamheid geleerd. Tegen de vrome Joden die meenden God welgevallig te zijn, omdat zij nakomelingen van Abraham waren, zei Johannes de Doper in Matth. 3:9 echter: “en beeldt u niet in, dat gij bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham tot vader, want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken.” Anders gezegd: het feit dat jullie van Abraham afstammen heeft voor God geen enkele waarde. En het geeft jullie huichelaars absoluut geen speciale rechten! Want God had er net zo makkelijk voor kunnen kiezen uit deze stenen nakomelingen van Abraham te verwekken. In Rom. 2:28-29 bracht de apostel Paulus het als volgt onder woorden: “Want niet hij is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dat is besnijdenis wat uiterlijk, aan het vlees, geschiedt, maar hij is een Jood, die het in het verborgen is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.” Weliswaar had het volk Israël Gods Woorden ontvangen en die op schrift gesteld maar een bevoorrechte positie in het Koninkrijk Gods heeft het niet. En zal het ook nooit krijgen. Ondanks de “Israël-hype” die in onze tijd door het geestelijk blinde “christendom” raast. Jezus heeft tijdens Zijn leven als mens het Koninkrijk Gods opnieuw op aarde gevestigd. Wie daar een inwoner van wil zijn zal dat niet worden door zijn natuurlijke (Joodse) afkomst maar zal er bewust voor moeten kiezen om zijn aardse gedachten achter zich te laten en Gods gedachten aan te nemen. Zo niet, dan zal hem overkomen wat ook de vrouw van Lot overkwam. Zijn die zondige gedachten dat wel waard?

 
Spreuk:
Het evangelie is veel te ingewikkeld voor volwassenen.
Alleen een kind kan het begrijpen.
(naar Matthéüs 18:3)

P.S.
If you want to translate this page into your own language: please visit https://translate.google.com where you can choose your language.
Bronvermelding