Om het allemaal direct maar in het juiste perspectief te plaatsen heb ik hieronder twee teksten geplaatst die elk op zich een wereld vertegenwoordigen. En daartussen zit een wereld van verschil. Zolang men zich bevindt in de wereld van de tweede tekst is men totaal overgeleverd aan datgene waar de apostel Paulus al voor waarschuwde in 1 Tim. 4:1: “Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen”. Deze leringen van boze geesten zijn er in vele soorten en maten. Dat er zovele dwaalleringen zijn is bepaald niet zo verbazingwekkend. Het zal de duivel namelijk een rotzorg zijn met wat voor vrome leer dan ook hij de mens in zijn greep kan houden. Zolang hij die mens maar mee kan slepen naar zijn eigen ondergang. De twee bedoelde teksten zijn:
In de eerste tekst belooft Jezus Zijn discipelen de Trooster, de Heilige Geest. Voor Zijn Hemelvaart
gaf Hij hen de opdracht om in Jeruzalem te blijven wachten totdat ze deze Heilige Geest zouden ontvangen
(Luc. 24:49). Hier kunnen we uit opmaken dat het zonder deze Heilige Geest voor
hen niet mogelijk was om aan Jezus' zendingsopdracht te gehoorzamen. Het ontvangen van de Heilige Geest
was en is een absolute noodzaak. En juist deze noodzaak is eeuwenlang door het “Christendom”
verwaarloosd. Of men geloofde dat een kind van God deze Heilige Geest ontvangt bij zijn bekering als onderdeel
van een soort “standaardpakket”. Als we de woorden van Jezus lezen in de vier evangeliën
of de uitwerking ervan in de Handelingen der apostelen dan kan een objectieve lezer zich zeker niet aan
de indruk onttrekken dat er toch echt sprake is van een speciale doop in de Heilige Geest. In Hand.
19:2 lezen we de vraag van Paulus aan de discipelen in Efeze: “Hebben jullie de Heilige Geest
ontvangen toen jullie tot het geloof kwamen?” Het antwoord is opmerkelijk: “Wij hebben zelfs
niet gehoord dat er een Heilige Geest is”. Voor hen die hardnekkig van mening blijven dat een kind
van God als vanzelf de Heilige Geest ontvangt bij zijn bekering is het beslist aan te raden om het vervolg
te lezen in Hand. 19:3-7: “En hij zeide tot hen: Waarin zijt gij dan
gedoopt? En zij zeiden: In de doop van Johannes. Maar Paulus zeide: Johannes doopte een doop van bekering
en zeide tot het volk, dat zij moesten geloven in Hem, die na hem kwam, dat is in Jezus. En toen zij dit
hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Here Jezus. En toen Paulus hun de handen oplegde,
kwam de Heilige Geest over hen, en zij spraken in tongen en profeteerden. En het waren in het geheel
ongeveer twaalf mannen.”
Ook in Hand. 8:14-17 lezen we over een vergelijkbare situatie: “Toen
nu de apostelen te Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord Gods had aanvaard, zonden zij tot hen Petrus
en Johannes, die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de Heilige Geest mochten ontvangen. Want
deze was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt in de naam van de Here Jezus.
Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen de Heilige Geest”. Hiermee is overigens
niet gezegd dat de gelovige de Heilige Geest uitsluitend door handoplegging kan ontvangen. Er zijn vele
voorbeelden van kinderen Gods die de Heilige Geest ontvingen zonder dat er van handoplegging sprake was.
De doop in de Heilige Geest is slechts het begin van een relatie met Jezus, zoals blijkt uit de boven
aan deze pagina aangehaalde tekst uit Joh. 16:12-15. Deze doop hoort te volgen
op de wedergeboorte. Christenen die er steeds weer op wijzen dat ze wel degelijk wedergeboren zijn moeten
echter beseffen dat (weder)geboren zijn geen “garantiebewijs” of een “diploma”
is maar slechts(!) het begin van een langdurig en moeizaam groeiproces. Toen wij in deze wereld kwamen
was dat met de bedoeling volwassen te worden en niet om kind te blijven. Voor een kind van God geldt hetzelfde,
daarom sprak Jezus ook over een wedergeboorte omdat ook op die geboorte een groeiproces hoort te
volgen. In Joh. 3:3 zegt Jezus tegen Nicodemus: “Voorwaar, voorwaar,
Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet zien”. Wat Jezus
hier antwoordt aan Nicodemus heeft niet in de eerste plaats te maken met behouden zijn of niet behouden
zijn maar met het leren kennen van Jezus zoals Hij in werkelijkheid is en met het leren verstaan waar
Zijn evangelie werkelijk over gaat, dat is dus kennis van de dingen die boven zijn of anders gezegd: geestelijk
inzicht. Dat evangelie beperkt zich namelijk niet tot de behoudenis, de eeuwige bestemming van de mens,
maar het leert ons ook dat Jezus hier en nu een leven van ons verwacht waarin onze relatie met Hem centraal
staat. Al het andere in ons leven hoort daaraan ondergeschikt te zijn. Iedere leer die hier geen aandacht
aan schenkt is een lering van boze geesten. De omgang van een kind van God met de Heilige Geest
staat of valt met de oprechtheid waarmee hij met de aanwijzingen van de Heilige Geest omgaat. Zelfs al
heeft iemand deze Geest ontvangen dan is het nog mogelijk dat hij die omgang verwaarloost waardoor hij
uiteindelijk weer gerekend moet worden tot die mensen waarop 1 Cor. 2:14 doelt
(zie hierboven). Eenmaal in die situatie terechtgekomen is de mens overgeleverd aan de leringen van de
boze geesten. Één van die leringen is de leer van de alverzoening.
Terugkijkend op de geschiedenis van het Christendom moeten we vaststellen dat deze doop in de Heilige Geest is verwaarloosd met als resultaat dat er vele kinderen Gods rondlopen die we onder de tweede tekst bovenaan deze pagina (1 Cor. 2:14) kunnen rekenen. Met als gevolg dat de grote tegenstander alle gelegenheid heeft gekregen om zijn sluwe leugens te verspreiden onder Gods kinderen. Iemand die geen echte omgang heeft met Gods Geest is weerloos tegenover deze listen en is bovendien makkelijk te gebruiken door de boze leergeesten om de leugens van de satan verder te verspreiden. Waarmee niet is gezegd dat wie zoiets doet voor eeuwig verloren is maar wel dat hij blind is voor de verleugeningen die dagelijks op ons afstormen.
Één van deze leugens is de leer die ons onder de naam “alverzoening” wil doen geloven dat liefde blind maakt waardoor de Vader in Zijn grote liefde een generaal pardon zou hebben afgekondigd voor ieder levend wezen dat Hem heeft afgewezen. Deze leer maakt misbruik van de angst van de mens voor een eindeloze hel waarin, volgens de uitverkiezingsleer, diegenen terecht zullen komen die door God niet gewenst zijn. Ook zij die nooit een eerlijke kans gekregen hebben om een keuze voor hun schepper te maken. Bijvoorbeeld de vele miljoenen kinderen die sinds het begin der mensheid voor of niet lang na hun geboorte al het leven lieten óf al in de moederschoot werden vermoord (en dat zijn er wereldwijd zo'n 42 miljoen per jaar). Of de vele mensen die nooit het evangelie van Jezus hebben gehoord omdat niemand hun dit wilde vertellen. Zouden al dezen uitgesloten worden van het komende heil dan blijft er van de hele mensheid inderdaad uiteindelijk maar een klein deel over dat de eindeloze straf zal ontlopen. Onder andere zij die gebukt gaan onder het juk van deze satanische uitverkiezingsleer zijn vanwege de daaruit voortkomende angsten en onzekerheid ontvankelijk voor een leer als de alverzoening.
De bedoeling van deze geraffineerde leugenleer is echter: de heiligheid van God aan te tasten en de ernst van onze zonden en onze eigen verantwoordelijkheid te verdoezelen. Om op die manier God voor te stellen als een god die naar willekeur doet wat Hem het beste uitkomt. Die om die reden zowel het goede als het kwade in deze schepping heeft gebracht. Met de bedoeling dit kwade om te kunnen buigen naar het goede. Zodat dankzij zwart, wit beter opvalt. Waar het de bedenkers van de alverzoening ook om is te doen, is de noodzaak van bekering weg te redeneren terwijl de bijbel over de noodzaak daarvan geen twijfel laat bestaan. De naam “alverzoening” is daarom ook niet meer dan een vroom masker waar zich een monster achter schuilhoudt. Een monster dat de opdracht heeft gekregen om mensen op een dwaalspoor te brengen en te verleiden tot een leer die wel het vrome vlees streelt maar Jezus' opdracht tot levensheiliging verloochent. In 1 Joh. 4:3 wordt dit monster met naam en toenaam genoemd: de geest van de antichrist. Johannes voegt er dan nog aan toe: “....en hij is nu reeds in de wereld”.
Een belangrijke pijler waarop het verwarring zaaiende gedachtespinsel van de alverzoening rust is het
gebruik van de term “aionen” (tijdperken) waar een hele theorie aan wordt opgehangen, die
men vervolgens meent te kunnen bewijzen door te verwijzen naar de grondtekst van de bijbel, waarmee zou
zijn aan te tonen dat de eindeloze straf van Jezus' vijanden niet eindeloos is. Deze aionen komen verderop
nog ter sprake. Hun probleem is echter dat diezelfde bijbel op diverse plaatsen bewijst dat de theorie
van de aionen vol tegenstrijdige beweringen zit. De misleiding begint al bij het begrip “dood”
zoals we dat vinden in Genesis 2:17: “Want ten dage, dat gij daarvan
eet, zult gij voorzeker sterven”. Hieraan wordt verderop meer aandacht besteed.
Het is ook opvallend dat in de alverzoeningsleer vrijwel geen aandacht wordt geschonken aan wat Jezus
Zijn discipelen leerde. In plaats daarvan worden een aantal uitspraken van Paulus gebruikt en uit hun
verband gehaald om daar vervolgens een hele leer aan op te hangen. Er wordt vrijwel uitsluitend gehamerd
op de behoudenis van de mens terwijl de zonde wordt weggepoetst, ondanks dat dezelfde Paulus in 2
Tim. 2:19 schrijft: “Een ieder, die de Naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid”.
Wat betekent dat Jezus meer van ons verwacht dan dat we ons alleen maar verschrikkelijk druk lopen te
maken over ons behoud. Dat laatste dan in de geest van: als mijn behoudenis maar geregeld is, dan zal
de rest van het evangelie mij verder een zorg zijn!
Nog zoiets waar de alverzoeningsleer ons in wil doen geloven is: een louteringsproces waarin de ongelovigen
gereinigd zouden moeten worden van hun zonden. Het bewijs hiervoor zou in Marcus 9:47-49
te vinden zijn. Daar zegt Jezus: “En indien uw oog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit. Het
is beter, dat gij met een oog het Koninkrijk Gods binnengaat, dan dat gij met twee ogen in de hel geworpen
wordt, waar hun worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust. Want een ieder zal met vuur gezouten
worden”.
Het met vuur gezouten worden is echter een beeld dat Jezus ontleende aan wat we in Leviticus
2:13 kunnen lezen. Daar staat namelijk: “En elke offergave van uw spijsoffer zult gij
zouten, gij zult het zout van het verbond uws Gods aan uw spijsoffer niet laten ontbreken; bij al uw offergaven
zult gij zout voegen”. Het volk Israël gebruikte daarvoor uiteraard echt zout maar het
zout waar Jezus over spreekt in Marcus 9:49 is het vuur van beproeving en vervolging dat de discipel van Jezus ondergaat
tijdens dit leven. Dat is namelijk het nieuwtestamentische offer van gehoorzaamheid zoals ook Jezus zelf
dat bracht, tot en met Zijn lijden en sterven op Golgotha. Over dit lijden vanwege het geloof in Christus
is het evangelie van Jezus duidelijk genoeg, bijvoorbeeld in Johannes 15:20:
“Gedenkt het woord, dat Ik tot u gesproken heb: Een slaaf staat niet boven zijn heer. Indien
zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij Mijn woord bewaard hebben, zij zullen
ook het uwe bewaren”. En in Lucas 12:49-51 zegt Jezus: “Vuur
ben Ik komen werpen op de aarde en wat is mijn wil, als het reeds ontstoken is? Ik moet gedoopt worden
met een doop, en hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is. Meent gij, dat Ik gekomen ben om vrede
op aarde te brengen? Neen, zeg Ik u, veeleer verdeeldheid”. Jezus duidt hier aan dat ook Hijzelf
deze vuurdoop moest ondergaan, inclusief Gethsémane en Golgotha. Bovendien laat het woord verdeeldheid
al zien dat de scheiding tussen de goeden en de kwaden hier op aarde al plaats vindt. Hun eeuwig lot wordt
hier beslist en deze scheiding zal daarna nooit meer worden opgeheven.
Ook de apostel Petrus schrijft over dit louteringsproces in 1 Petrus 4:12-18:
“Geliefden, laat de vuurgloed, die tot beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds
overkwame. Integendeel, verblijdt u naarmate gij deel hebt aan het lijden van Christus, opdat gij u ook
met vreugde zult mogen verblijden bij de openbaring Zijner heerlijkheid. Indien gij door de naam van Christus
smaad lijdt, zijt gij zalig, daar de Geest der heerlijkheid en de Geest Gods op u rust. Laat dus niemand
uwer moeten lijden als moordenaar, of dief, of boosdoener, of als een bemoeial. Indien hij echter als
Christen lijdt, dan schame hij zich niet, maar verheerlijke God onder die naam. Want het is nu de tijd,
dat het oordeel begint bij het huis Gods; als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die
ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods? En indien de rechtvaardige ternauwernood behouden wordt,
waar zal dan de goddeloze en zondaar verschijnen?” Ook Petrus brengt hiermee dus al meteen een
scheiding aan tussen hen die behouden worden en hen die daarbuiten vallen. En dus niet behouden worden.
Het vuur waarvan in Marcus 9:49 dus sprake is heeft niets te maken met een louteringsproces
zoals dat bijvoorbeeld ook in de Rooms Katholieke leer wordt verkondigd onder het begrip vagevuur. Er wordt in Marcus
9:48 dan ook niet voor niets gesproken over een vuur dat niet zal worden uitgeblust en dat laat al zien dat dit
onuitblusbare vuur op een situatie duidt waarin beslist geen verandering meer zal komen. Het is definitief.
Bovendien wordt door de alverzoeners met deze dwaling compleet voorbij gegaan aan het simpele feit dat
de behoudenis alleen bewerkt kan worden via Jezus Christus. Daar is geen vervanging voor, dus ook geen
“louteringsproces” achteraf. De bijbel laat duidelijk blijken dat de mens beoordeeld zal worden
op wat hij in dit leven, in dit lichaam, heeft gedaan (of nagelaten). Zoals we kunnen lezen in 2
Corinthiërs 5:10: “Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar
worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij
goed, hetzij kwaad”. Op die beoordeling volgt dan ook de eeuwige beloning of de eeuwige straf.
En daarmee de eeuwige en eindeloze scheiding tussen goed en kwaad.
Nu we dat achterlijke vagevuur hebben geblust nog even iets over de oorsprong daarvan en over die van
de alverzoening. Want voor de hardleerse aanhangers van de alverzoening die nu zitten te gniffelen omdat
ik met deze onthullingen slechts een paar onbenullige kiezelsteentjes tegen de brandkast lijk te smijten
heb ik toch nog goed nieuws: het zware geschut komt nu aan de beurt. Want waar de apostel Johannes al
voor waarschuwde werd als geen ander in praktijk gebracht door ene Origenes. Lees het nu volgende citaat
maar eens, waarin de rol van deze evangelievervalser wordt onthuld. Wat nu volgt is de vertaling van een
citaat uit het Engelstalige boek “If The Foundations Be Destroyed”, geschreven
door Charles Salliby.
Citaat:
De man die wellicht de meeste moeite heeft gedaan om de Schrift te vermengen met het Gnosticisme was
Origenes (185-254 A.D.). Bovendien heeft niemand, tot zijn schande moet dit gezegd worden, ooit meer afvallige
leringen verdedigd die uiteindelijk een permanente plaats in de geschiedenis kregen dan hij deed. Desondanks
kan zijn invloed op het christendom, vanaf zijn tijd tot aan de onze, maar nauwelijks in woorden gevat
worden. Niet alleen trokken zijn ideeën voor altijd de aandacht van de Rooms Katholieke kerk, ook
bijna alle Protestantse geleerden van deze eeuw zijn beïnvloed door de kracht van 's mans ideeën.
Terwijl zijn genialiteit en inzicht in de Schriften buitengewoon waren, maakte zijn voorkeur voor Gnosticisme,
Platonisme, Mystiek en de vroege ketterijen hem allesbehalve tot een betrouwbare leider of leraar. Zijn
leringen waren weerzinwekkend. Ofschoon hij wordt beschouwd als de grootste theoloog van de derde
eeuw, leerde hij dat sterren een ziel hebben, dat demonen gered zullen worden en
leerde hij dwalingen als het vagevuur en de transsubstantiatie. Hij leerde eveneens (door zijn
toepassing van de Griekse wijsbegeerte) dat Jezus was geschapen en niet van eeuwigheid God was. Geen wonder
dat deze man ooit heeft beweerd: de Schriften zijn van weinig nut voor hen die ze begrijpen zoals ze
zijn bedoeld.
Origenes veranderde opzettelijk de Schriften om ze met zijn eigen verwarrende filosofie overeen te laten komen en zodoende
heeft hij veel van de verwijderde teksten op zijn geweten die wij nu in de moderne bijbelvertalingen missen. Het was
deze Origenes die Hiëronymus (ca. 340-420 A.D.) zwaar heeft beïnvloed, welke laatste de Latijnse Vulgaat heeft
vertaald, die tijdens het Concilie van Trent in 1546 tot de officiële bijbel van de Rooms Katholieke kerk werd
verheven.
Einde citaat.
Kijk eens aan: deze meneer Origenes was één van de eersten die, naast zijn bezigheden als bijbelvervalser,
kennelijk ook tijd kon vrijmaken om zijn Gnostische vergif te vermengen met elementen uit het evangelie.
Een van de gifmengsels die hij zodoende produceerde is in het citaat rood en vetgedrukt weergegeven. Wat
blijkt? Dat het vagevuur een bedenksel van de afvallige Origenes is. En dat zijn bewering dat demonen
gered zullen worden duidelijk 100% alverzoening is. Jawel: zo oud is deze dwaalleer dus ondertussen
alweer. Er is niets nieuws onder de zon. Maar desondanks weten wij nu gelukkig allemaal uit welke
Gnostische (en dus duivelse) bron de alverzoening is voortgekomen en daar mogen wij heel blij mee zijn.
Omdat wie zich nog steeds niet heeft bekeerd van deze lering van boze geesten nu alsnog de kans krijgt
om op zijn blote knieën aan God vergeving te vragen voor zijn afvalligheid!!
De alverzoening wordt gebracht alsof het een brug zou zijn tussen God de Vader en de mens. Het is echter wel een gammele brug. Hieronder staan, in een willekeurige volgorde, de wankele pijlers van deze gammele brug, zoals ze door de aanhangers van de alverzoening overeind worden gehouden. Er moet nog wel bij vermeld worden dat een aantal van de hier genoemde punten, zoals de leer van de zieleslaap, niet direct een onderdeel vormen van de alverzoeningsleer maar desondanks wel veel aanhang vinden bij hen die de alverzoening aanprijzen. Dat is de reden waarom ik ook die punten hierbij heb geplaatst. Uiteindelijk vormen al deze beweringen stuk voor stuk een aanval op het evangelie van Jezus Christus.
In deze 7 punten is de wortel van de alverzoening blootgelegd. Alle 41 in de eerste opsomming genoemde beweringen hebben als doel het evangelie van Jezus Christus te verhullen op de manier zoals die in de 7 hierboven genoemde punten is samengevat. In het nu volgende heb ik deze 41 beweringen van mijn commentaar voorzien. Een aantal keren heb ik, om praktische redenen, gelijksoortige beweringen bij elkaar gevoegd.
1. Uiteindelijk zullen alle mensen samen met de duivel en zijn rijk met God verzoend worden.
2. Alle knie zal zich vrijwillig buigen voor God.
3. God wil dat alle mensen gered worden en omdat niemand Zijn wil kan weerstaan zal dit ook gebeuren.
Mijn commentaar: De woorden uit 1 Tim. 2:4 waar staat:
“die wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen,” worden
als een garantie gezien dat dit ook inderdaad zal gebeuren. Romeinen 9:19 wordt
hiervoor als bewijs aangehaald: “Want wie wederstaat Zijn wil?” Hieruit wordt geconcludeerd
dat Zijn wil altijd gebeurt. Het probleem wat hiervoor echter omzeild moet worden is de logische conclusie
dat een God die alle mensen wil behouden er niet op uit is om mensen in het (eindeloze) onheil te storten.
En omdat die goede God volgens bewering 3 een wil heeft die niet gedwarsboomd kan worden zou Hij er logischerwijze
in de eerste plaats al voor gezorgd hebben dat er geen zondeval zou hebben plaatsgevonden. Die zondeval
heeft dus duidelijk wel plaatsgevonden waarmee is aangetoond dat het wel degelijk mogelijk is voor de
mens om Zijn wil te dwarsbomen (waarbij gezegd moet worden dat God uiteindelijk toch altijd het laatste
woord heeft). Hieruit blijkt dat het godsbeeld dat ons door de alverzoening wordt voorgeschilderd een
luchtspiegeling is. Om hier een oplossing voor te vinden hebben de uitvinders van de alverzoeningsleer
van God een tegenstrijdig Opperwezen gemaakt (waarover verderop meer) dat zowel het goede als het kwade
heeft bedacht om Zijn liefde beter uit te laten komen(!) zodat men wel moet gaan geloven dat deze zondeval
daarom ook door God zelf is bedacht.
Wat zou de bijbel hier over te zeggen hebben? Laten we eerst eens enkele teksten op een rijtje zetten:
In 1 Cor. 13: 6 schrijft Paulus over Gods liefde en daarmee over Gods wezen
(karakter): “Zij is niet blij over ongerechtigheid, maar zij is blij met de waarheid”. Als
de liefde niet blij is met ongerechtigheid dan bewerkt ze die ook niet! In Rom. 13:10
laat Paulus weten: “De liefde doet de naaste geen kwaad”. Een God die liefde is, is
er niet op uit om de zonde en de daarmee gepaard gaande ellende in de wereld te brengen. Zoiets te beweren
is zwartmakerij.
Om de woorden van Job 2:10 te gebruiken voor het “bewijs” dat God
zowel het goede als het kwade bewerkt is een steunen op de inzichten van iemand die in de tijd leefde
dat de Heilige Geest nog niet als leraar ter gerechtigheid in deze wereld was gekomen zodat mensen als
Job geen inzicht hadden in de werkelijke toedracht van goed en kwaad. Hierover verderop meer. Dat inzicht
had Job bovendien tegen het einde van het boek Job wel toen hij uiteindelijk in Job
42:5,6 beleed: “Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn oog
U aanschouwd. Daarom herroep ik en doe boete in stof en as”.
De woorden uit Rom. 5:18 worden door de alverzoeners gebruikt om aan te tonen
dat alle mensen behouden worden. Er staat: “Dus, zoals het door één daad van overtreding
tot veroordeling van alle mensen is gekomen, zo is ook door toedoen van één daad van rechtvaardiging
de rechtvaardiging ten leven tot alle mensen gekomen” (rechtstreeks vertaald uit de grondtekst).
De vraag die hier eerst gesteld moet worden is: waarom kwam het tot een veroordeling van alle mensen?
Omdat in navolging van Adam ook alle mensen kozen voor de zonde!! Dit wordt door Paulus bevestigd
in Rom. 3:23 waar we lezen: “Allen hebben namelijk gezondigd en zijn
verstoken van de heerlijkheid van God” (rechtstreeks vertaald uit de grondtekst). In de tweede
helft van Rom. 5:18 komt de rechtvaardiging vervolgens tot alle mensen. Tot welke
mensen? Tot die mensen die net als in de eerste helft van Rom. 5:18 een keuze
maken; alleen hebben deze laatsten gekozen voor Jezus als hun Verzoener.
Zal alle knie zich vrijwillig buigen voor God, zoals dit in bewering 2 wordt gezegd? In Jes.
45:23 vinden we: “Want Ik heb gezworen bij Mij zelf, waarheid is uit Mijn mond uitgegaan,
een woord dat niet zal worden herroepen: dat voor Mij elke knie zich zal buigen, dat bij Mij elke tong
zal zweren”. Hier lezen we dat God zweert en hiermee heeft God de garantie gegeven dat er inderdaad
zal gebeuren wat Hij heeft voorspeld. De reden dat God hier bij Zichzelf zweert is: omdat niet iedere
knie zich vrijwillig zal buigen maakt God hier duidelijk dat deze knieën wel degelijk zullen buigen
ook al is het niet vrijwillig. Ieder schepsel zal uiteindelijk moeten erkennen dat de Schepper
het laatste woord heeft en alle eer toekomt. Want: koning, keizer, admiraal, buigen zullen ze allemaal!!
Niemand uitgezonderd.
Samengevat:
De mens is wel degelijk in staat om de wil van de heilige God te weerstaan, getuige de zondeval. God heeft
echter wel altijd het laatste woord. Hij is een heilig God en dus niet de bedenker van het kwade (lees:
zondeval). De claim dat 1 Tim. 2:4: (“die wil, dat alle mensen behouden
worden en tot erkentenis der waarheid komen”) het bewijs zou zijn voor de alverzoening is gebaseerd
op een godsbeeld wat zichzelf onmogelijk maakt. Een God namelijk die, volgens de alverzoeners, wil dat
alle mensen behouden worden en dit ook kan waarmaken, zou daarom de zondeval niet zou hebben toegelaten!
4. De dood zal als laatste vijand worden tenietgedaan waarna God alles in allen zal zijn.
5. De eerste dood is de lichamelijke dood.
Mijn commentaar: Over het begrip dood heeft al sinds het begin der mensheid
verwarring en onbegrip bestaan. Van nature zijn mensen geneigd om de dood alleen te zien als het sterven
van ons lichaam. De zichtbare dood. Dit is sinds mensenheugenis het beeld wat men van de dood heeft. Ook
in het Oude Testament leefde men met deze gedachte, die op zich begrijpelijk is als men het zonder de
inzichten van de Heilige Geest moet stellen. In Genesis 2:17 zegt God tegen Adam:
“Maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage dat
gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven”. Dit sterven is realiteit geworden toen Adam God's
verbod overtrad. Hij werd door de zonde van God gescheiden en ieder schepsel dat van zijn Schepper wordt
gescheiden sterft. Lichamelijk heeft Adam sindsdien nog vele jaren geleefd, geestelijk was hij echter
al dood. De eerste dood die een mens ondergaat is namelijk de scheiding tussen Schepper en schepsel. Die
scheiding heet zonde. Zoals het leven op aarde niet mogelijk is zonder het licht van de zon, zo is er
buiten God geen leven mogelijk. Een voorbeeld: de duivel bestaat wel maar hij leeft niet omdat hij zijn
Schepper heeft verworpen waardoor alles wat nog aan God doet herinneren uit hem is verdwenen: en dat
is nou de dood. Hij was de eerste die dit overkwam. Waar als gevolg van deze scheiding Gods liefde
niet meer aanwezig is bestaat alleen nog vernietiging; zoals ook de aarde in een grote ijsklomp zou veranderen
als de zon haar niet meer verwarmt: ze zou in dat geval nog wel bestaan maar leven is er niet meer op
te vinden. En om het nog eens in de juiste volgorde te zetten: omdat de duivel al een vijand van God was
voordat hij de mens tot zonde verleidde bestond de dood al voordat(!) Adam God's verbod negeerde en aan
de verleiding tot ongehoorzaamheid toegaf. Paulus schrijft niet zonder reden in 1 Cor.
13: “.....maar ik had de liefde niet, ik ware niets”. Waar Gods liefde is verdwenen
heeft de dood zijn plaats ingenomen, of anders gezegd: waar het licht verdwijnt blijft de duisternis over.
Ieder mens die zondigt is al dood, ook al leeft zijn lichaam nog. God zegt hier zelf over in Ez.
18:4: “De ziel die zondigt, die zal sterven”. En in Rom. 6:23
lezen we: “Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood”. Niet later, maar meteen,
ter plaatse, zoals ook Simson onmiddellijk moest ondervinden toen hij zijn geheim prijsgaf en door de
Filistijnen werd overmeesterd en blind werd gemaakt (Richt. 16:18-22). De Heilige
Geest was direct van Hem geweken nadat hij zijn geheim had verraden, tegen God's verbod in. Waar zonde
plaatsvindt trekt God zich terug en treedt de (geestelijke) dood in. Als we met deze kennis om ons heen
kijken zien we massa's dode mensen rondlopen.
Het afleggen van ons lichaam is niets anders dan dat er een scheiding plaats vindt tussen onze geest/ziel
en ons lichaam. Laten we ons lichaam achter dan gaan wij daarheen waar onze geest en ziel zich al bevinden.
Pas wanneer een mens het offer van Jezus aanvaardt en vergeving vindt na berouw vindt hij het leven weer
terug. In Joh. 11:25 en 26 zegt Jezus zelf hierover: “Ik ben de opstanding en het leven; wie
in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij (zijn lichaam) gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft,
zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?”
God zegt in Gen. 3:17: “Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van
de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem om uwentwil
vervloekt”. De zonde en daarmee de dood deed zijn intrede in de schepping, namelijk: de geestelijke
dood en als gevolg daarvan ook de natuurlijke dood, het afleggen van ons lichaam. Als er staat in 1
Cor. 15:26: “De laatste vijand, die onttroond (tenietgedaan) wordt, is de dood,”
betekent dit dat de dood (de geestelijke en als gevolg daarvan ook de natuurlijke dood) weer uit de schepping
verdreven zal zijn. De vloek van Adam zal dan voorgoed zijn verbroken. Dit houdt niet in dat de dood ophoudt
te bestaan maar dat de vloek van de dood zijn claim op deze schepping zal kwijt raken, anders gezegd:
zijn claim zal zijn vernietigd. Ieder mens die dan nog niet Jezus als Redder heeft willen aanvaarden zal
alsnog in de tweede dood zijn bestemming vinden en niet bij die “allen” horen waarvan in 1
Cor. 15:28 sprake is. Waarom? Jezus kwam naar deze wereld om de vloek van de zonde (de eerste dood)
te verbreken en het Koninkrijk Gods op deze wereld te vestigen. In Hebr. 2:14 en 15
lezen we: “...opdat Hij door Zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen,
en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren”.
Het woord “onttronen” in deze tekst is de vertaling van “teniet doen” zoals dit
in de grondtekst wordt gebruikt en dit maakt duidelijk dat Jezus door Zijn dood op Golgotha de weg vrij
maakte om de duivel definitief te onttronen, waarmee zijn macht over en claim op deze schepping zal zijn
vernietigd, zodat de vloek van Adam voorgoed verbroken zal worden. Door deze vloek werd de duivel de overste
van deze wereld. Jezus hing aan het kruis om de eerste dood, de vloek van Adam, weg te nemen en niet de
tweede dood en daarmee het (laatste) oordeel. Door Jezus' offer werd de weg terug naar de Vader weer opengesteld
wat uiteindelijk zal leiden tot het verdrijven van de eerste dood uit de schepping. Het woord oordeel
houdt een scheiding in en deze scheiding is definitief. Nergens leert de bijbel dat er na dit laatste
oordeel weer een “verzoening” plaats zal vinden. Wat de bijbel hier wel over zegt lezen we
in Hebr. 9:27 waar staat: “En zoals het de mensen beschikt is, eenmaal
te sterven en daarna het oordeel”. Punt. En daarna... geen verzoening meer.
Samengevat:
Jezus stierf op Golgotha om de vloek van de eerste dood over deze schepping te verbreken en het Koninkrijk Gods
op deze wereld te vestigen. Wie voor het aanbreken van het laatste oordeel Jezus Christus niet als redder der wereld
heeft willen aanvaarden wacht alleen nog de tweede en laatste dood. De dood zelf zal eindeloos blijven bestaan maar
alleen zij die de duisternis liever hebben gehad dan het licht zullen zich daarin bevinden.
6. De bijbel leert geen eindeloos oordeel, dus ook de duivel zal niet eindeloos
gestraft worden.
7. De goddeloze zal worden geoordeeld waarna hij in de poel van vuur en zwavel wordt geworpen. Als de
dood als laatste vijand wordt tenietgedaan zal ook de goddeloze uit deze pijniging worden gehaald en van
harte belijden dat Jezus Heer is.
Mijn commentaar: In Joh 3:16 vinden we de bekende
tekst: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft...”.
God de Vader had dus de wereld en daarmee de mens lief waardoor we kunnen uitsluiten dat ook de duivel
en zijn gevolg hierbij gerekend kunnen worden. Dit is nou net datgene waarmee de alverzoeningsleer ons
zand in de ogen wil strooien omdat volgens deze leer ook de duivel met God de Vader verzoend zal worden.
Hierboven is al gesteld dat de bijbel nergens leert dat er na het laatste oordeel een verzoening plaats
zal vinden. De alverzoeningsleer wil ons doen geloven dat na een door God bepaalde periode de duivel uit
de poel van vuur en zwavel gehaald zal worden waarna deze maar al te graag en “vrijwillig”
zijn knie zal buigen voor God de Vader. Het wekt de indruk alsof God na een zekere periode het deksel
maar eens optilt van deze kokende heksenketel om te kijken of de aardappels zo ondertussen al gaar zijn.
Even prikken en jawel: het vuur kan uitgedraaid worden.
De wereldgeschiedenis heeft ons heel wat tirannen laten zien die met de vreselijkste martelpraktijken
andersdenkenden en tegenstanders van hun regime tot andere gedachten hebben gedwongen. Waarmee ze lieten
zien op wie zij leken. Jezus noemde de duivel dan ook terecht de “mensenmoorder van den beginne”
(Joh. 8:44). Ieder redelijk denkend mens beseft wel dat dit soort praktijken
met rechtvaardigheid niets van doen hebben. Als jaren na zijn bewind een man als oud-dictator Pinochet
van Chili wordt verafschuwd door zijn vele slachtoffers en door de nabestaanden van zijn slachtoffers
dan weet ieder mens met gevoel voor rechtvaardigheid dat dit terecht is. De alverzoeningsleer wil
ons een God voor ogen schilderen die op eenzelfde manier Zijn vijanden tot andere gedachten dwingt, dus
door middel van pijniging. Mensen die dit verkondigen noemen de eindeloze pijniging een “psychopathisch”
idee. Het idee van een God die als een tiran zijn vijanden door foltering tot andere gedachten dwingt
is echter nog veel “psychopathischer”. En dan zou de duivel daarna “vrijwillig”
zijn knie willen buigen voor God? Hoe vrijwillig is dat vrijwillig hier? Een vrijwillige keuze kan nooit
door dwang en pijniging tot stand komen. Het is opmerkelijk dat hier ineens wel sprake zou zijn van een
vrijwillige keuze terwijl de alverzoeningsleer onder andere is gebaseerd op de bewering dat de mens en
dus ook de duivel geen vrije wil zouden hebben!
In Jesaja 66 lezen we een profetie over de eindtijd en het eindgericht (het laatste
oordeel) en in vers 24 zien we staan: “Zij zullen uitgaan en de lijken aanschouwen der mannen
die van Mij afvallig geworden zijn; want hun worm zal niet sterven, en hun vuur zal niet uitdoven,
en zij zullen voor al wat leeft een afgrijzen wezen”. We lezen hier dus over diegenen die van
hun Schepper afvallig geworden zijn. Hier zien we waar het allemaal om draait: mensen die afvallig zijn
geworden hebben een keuze gemaakt en hebben een keuze kunnen maken! Afvallig worden is alleen mogelijk
als iemand dit zelf bewust verkiest. Men kiest vóór het een en tégen het ander. Waaruit
we weer kunnen opmaken dat in deze tweede dood geen mens zal geworpen worden die helemaal geen keuze heeft
kunnen maken (de kinderen bijvoorbeeld). Er wordt door de aanhangers van de alverzoening beweerd dat deze
tekst uit Jesaja 66 zou slaan op een dal ergens in Israël nabij Jeruzalem
(dal van Hinnom) waar lijken verbrand zullen worden en waar de wormen die hen verteren niet zullen sterven
en het vuur niet zal doven. Het dodenrijk is echter geen deel van deze zichtbare wereld maar bevindt zich
in het hart der aarde, zoals de bijbel leert in Matth. 12:40 waar Jezus zegt:
“Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon
des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten.” Een plaats waar de verloren
zielen die er zijn opgesloten het uitschreeuwen: “Er is geen hoop!!” En zij kunnen het weten!
Het leven dat God schiep is onvernietigbaar omdat mensen en engelen in Gods plan bestemd waren voor
het eeuwige leven. Johannes de doper, die de grootste was in de periode van het Oude Testament en vanaf
zijn prille jeugd was vervuld met de Heilige Geest, sprak over een onuitblusbaar vuur (Matth.
3:12). Aan dit alles kunnen we ook nog toevoegen dat het totaal onzinnig is om te beweren dat de
afvalligen gestraft worden vanwege zonden die God zelf in de wereld heeft laten komen!!
Samengevat:
God is geen god die gebruik maakt van foltering om afvalligen tot andere gedachten te brengen.
Door dit te verkondigen worden de heiligheid en de principes van God aangetast en dát is waar het
de duivel altijd om te doen is. De tweede dood is een definitieve dood waar alleen de afvalligen (door
eigen keus) in terecht zullen komen.
8. God dwingt niemand Hem te aanbidden en toe te juichen. Zoiets zou de honger van Zijn Hart
niet kunnen stillen. Hij zorgt ervoor dat door omstandigheden, gerichten en het geven van Zijn Geest, iedereen Zijn
Liefde van ganser harte zal beantwoorden.
Mijn commentaar: Hier moet opgemerkt
worden dat de tegenstrijdigheid met bewering nummer 7 opvallend is. Bij bewering 6 en 7 wordt pijniging genoemd als
middel waardoor de goddeloze tot andere gedachten zou moeten komen maar hier wordt echter gesteld dat God niemand
dwingt. Er wordt hier ook gesproken over “Zijn liefde” terwijl de alverzoeningsleer eigenschappen aan Gods
liefde toeschrijft die in bijvoorbeeld 1 Cor. 13 niet zijn terug te vinden (zie verder mijn
commentaar bij bewering 6 en 7).
9. De mens heeft wel een wil maar geen vrije wil. Deze wil wordt door God bestuurd. Zodat God
voor de mens een keuze maakt.
Mijn commentaar: Wat kan een mens toch vreemde dingen geloven. Wat is
een wil? Ons leven bestaat uit het maken van keuzen. In vele situaties moeten wij keuzen maken. In principe
is iedere beweging met ons lichaam die wij maken ook een keuze: deze beweging hadden we ook na kunnen
laten dus doe ik wat ik wil. Een keuze kun je pas maken als er meerdere keuzemogelijkheden zijn.
Pas als die situatie zich aandient moet er een keuze gemaakt worden: een beslissing. Dit doen wij met
onze wil. Als we voor keuzemogelijkheid a kiezen in plaats van keuzemogelijkheid b dan willen
wij dit. Deze keuze kunnen wij alleen maken als we daar de vrijheid voor krijgen. En daarom functioneert
een wil alleen als hij die vrijheid ook krijgt. Zonder die vrijheid kan onze wil niet eens functioneren
en is er geen sprake van een wil maar van een dwang. Zodat we kunnen stellen dat iedere wil alleen een
wil kan zijn als het een vrije wil is. En zo komen wij dus aan het woord: vrijwillig.
10. Gods liefde kent geen grenzen dus vergeeft Hij alles aan iedereen, zelfs aan
de duivel en zijn onderdanen.
Mijn commentaar: Liefde wordt juist gekenmerkt door het feit dat ze grenzen
kent. Deze grenzen noemen we principes en deze geven de scheiding aan tussen goed en kwaad. Hierboven
hebben we in 1 Joh. 1:5 al kunnen lezen: “God is licht en in Hem is
in het geheel geen duisternis”. Als we weten dat God een heilig God is, is het niet moeilijk
te begrijpen dat Hij geen compromis met de zonde sluit en voor Zichzelf daarmee grenzen heeft gesteld.
In 1 Cor. 13:6 staat over de liefde: “Zij is niet blij over ongerechtigheid,
maar zij is blij met de waarheid”. In Joh. 3:19 staat daarentegen dat “de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het
licht, want hun werken waren boos.” en dat is een duidelijke keuze. Dit is in een overtreffende
trap op de duivel van toepassing want aangezien hij ooit God's licht en heerlijkheid van nabij heeft gezien
en meegemaakt is zijn huidige vijandschap iets waar hij niet meer op terug komt. Want, wie in die omstandigheden
toch voor de duisternis kiest is niet meer voor rede vatbaar. En als dit het geval is vindt er
geen berouw meer plaats. Dat vinden we ook terug in Hebr. 6:4-6: “Want
het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht zijn geweest, van de hemelse gave genoten hebben en deel
gekregen hebben aan de Heilige Geest, en het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt
hebben, en daarna afgevallen zijn, weder opnieuw tot bekering te brengen, daar zij wat hen betreft de
Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken”. Dit is nou wat men noemt: een
point of no return!
Over de noodzaak van berouw lezen we in Hand. 3:19 in de toespraak van Petrus: “Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen voor het aangezicht des Heren”. Het woord berouw in deze tekst is de vertaling van het woord “meta-noeô” wat betekent: zich omkeren, veranderen van mentaliteit en gedachten en dit is een goede omschrijving van het begrip berouw. Waar geen berouw is kan ook geen vergeving plaatsvinden.
11. De apostel Paulus is de apostel die een geheimenis heeft ontdekt waar de andere apostelen
niet van wisten. De bedeling waarin we nu leven is dus een geheime bedeling, die pas aan Paulus werd onthuld
nadat hij in de gevangenis was terechtgekomen. De andere apostelen waren alleen gestuurd naar het volk
Israël.
Mijn commentaar: Deze bewering is gebaseerd op de uitspraak van Paulus
in Hand. 28:25-29 waar hij de Joden hun koppigheid verweet en hen meedeelde dat
het evangelie van Jezus aan de heidenen was gezonden en daar gehoor had gevonden. Paulus reageerde hiermee
op hun verzet tegen het evangelie en het is zeer aannemelijk dat hij hen behoorlijk vertoornd liet weten
dat hij om die reden zijn tijd en energie niet meer wenste te verspillen aan dat arrogante zooitje betweters.
Dat was alles wat hij hiermee wilde zeggen. Echter de duivel zou de duivel niet zijn als hij ook hier
niet zijn poot achter zou wringen en zo kan het gebeuren dat aan deze hartekreet van Paulus een hele “geheime
bedeling” is vastgeknoopt. De veronderstelling dat de andere apostelen alleen waren gezonden naar
het volk Israël is gebaseerd op de uitzending van de discipelen in Matth. 10:5-6
waar Jezus hen de opdracht geeft om alleen naar “de verloren schapen van het huis Israëls”
te gaan. In Matth. 28:19 vinden we echter Jezus' opdracht aan Zijn discipelen
om al de volken te onderwijzen in Zijn Naam (volgens de oorspronkelijke grondtekst). De alverzoeningsleer
wil ons doen geloven dat die eerste opdracht in Matth. 10:5-6 veel belangrijker
zou zijn geweest omdat Jezus slechts was gekomen voor het heil van het volk Israël. Echter, in Joh.
18:36 zei Hij: “Mijn Koninkrijk is niet van deze (zondige) wereld; indien Mijn Koninkrijk
van deze wereld geweest was, zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat ik niet aan de Joden zou worden
overgeleverd”. Jezus kwam voor een eeuwig hemels Koninkrijk zonder einde en Hij had duidelijk
geen boodschap aan het bevrijden van een club opstandige Joden vanonder het Romeinse juk. Na Zijn
lijden en sterven op Golgotha lag de weg open om dat Koninkrijk op deze wereld te stichten. Daar was vóór
Golgotha nog geen sprake van zodat Hij Zijn discipelen in Matth. 10:5-6 alleen
naar hun eigen volk kon sturen. Die “geheime bedeling” waarvan in deze bewering wordt gesproken
is bovendien een zeer vreemde zaak als we bedenken dat Johannes op Patmos van Jezus zelf zijn Openbaringen
ontving waarin de gebeurtenissen van de toekomstige tijden werden onthuld. Te geloven dat Jezus gelijktijdig
aan de ene apostel een “geheime bedeling” bekend maakt en aan de andere apostel Zijn Openbaring
is dus op zijn minst tegenstrijdig te noemen en laat zien hoe de alverzoeningsleer niets onthult maar
integendeel alles juist in nevelen hult. Evenals overigens de Roomse leer, die ook aan elkaar hangt van
mysteries en geheimen.
12. Gods verzoening van onze zonden is een eenzijdige verzoening zonder dat daar
berouw van de mens tegenover staat. Deze eenzijdige verzoening vraagt daarna pas om een reactie van de
mens.
Mijn commentaar: Deze redenering gaat lijnrecht in tegen de noodzaak van het aanvaarden van
Jezus' offer aan het kruis. Jezus zei zelf: “Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand
komt tot de Vader dan door Mij” (Joh. 14:6). Er staat dan wel
in Rom. 5:8: “God echter bewijst Zijn liefde jegens ons, doordat Christus,
toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is” maar dit was een daad van Gods kant zonder
dat er verzoening plaatsvond. Daarom bewees het ook Zijn liefde omdat er nog geen toenadering van
de mens tegenover stond. Die kwam pas toen de mensen na Golgotha Jezus als redder der wereld aanvaardden
en gehoor gaven aan de oproep, zoals Petrus die verwoordde in Hand. 3:19: “Komt
dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen
komen voor het aangezicht des Heren”. Door de alverzoeningsleer wordt het woord “hilasmos”,
wat in 1 Joh. 2:2 in de grondtekst wordt gebruikt, als bewijs aangedragen voor
een eenzijdige verzoening. Dit woord is echter ontleend aan de offerdienst van het volk Israël en
heeft de betekenis van zonden bedekken. Ook hier werd berouw gevraagd. Vervolgens wordt het woord
“apokatallasso” uit Col. 1:20 aangewend om aan te tonen dat God zich
met Zijn vijanden heeft verzoend. Dit laatste is dan een wederzijdse verzoening. Het leugenachtige aan
deze redenering is dat in werkelijkheid in beide gevallen sprake is van een wederzijdse verzoening. Met
berouw. Het verschil is hierbij dat de eerste verzoening (hilasmos) de vergeving van onze zonden is die
wij nu nog doen en waarvoor we vergeving vragen met berouw. De tweede verzoening (apokatallasso)
is de definitieve verzoening als de zonde (de vloek van Adam) in zijn geheel uit de schepping zal zijn
verdreven en waartoe Jezus tenslotte in deze wereld kwam. Van het volk Israël vroeg God ook berouw
en niet alleen offers (Joël 2:12,13).
In Rom. 5:10 lezen we: “Want als wij, toen wij vijanden waren, met God
verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden,
doordat hij leeft”. Deze tekst wordt door de alverzoeners gebruikt om te bewijzen dat wij mensen
al met de Vader verzoend waren “toen wij nog (dit woord is door mij toegevoegd!) vijanden
waren”. Paulus bedoelde hier in werkelijkheid mee te zeggen dat hij als vijand van de Vader door
Jezus' sterven én door bekering verzoening ontvangen had en om die reden geen vijand van de
Vader meer was. Anders gezegd: door de dood van Jezus kwam zijn verzoening tot stand en ontving hij zijn
behoudenis. Verzoening is dus altijd een wederzijdse zaak waar meerdere partijen bij zijn betrokken
die het onderling eens zijn geworden: God heeft de verzoening aangeboden via Jezus Christus en de mens
is daar op zijn beurt op ingegaan. Verzoening houdt in dat twee weer één worden en de scheidingsmuur
wordt weggenomen.
Het is overigens opvallend dat waar men de waarheid van het evangelie geweld aan wil doen er vervolgens fanatiek gerommeld en gesleuteld wordt aan de grondtekst van de bijbel om er iets anders in te kunnen lezen dan er werkelijk staat. Anders gezegd: uit ervaring weet ik dat zodra men de grondtekst van de bijbel erbij haalt en zit te rommelen aan de betekenis ervan er maar al te vaak zeer verdachte bedoelingen achter blijken te zitten!!
13. Jezus bracht niet uitdrukkelijk de alverzoening maar beperkte Zich met Zijn evangelie
tot het volk Israël en zijn toekomst.
Mijn commentaar: We kunnen hier beter zeggen: Jezus bracht uitdrukkelijk
niet de alverzoening. Het is opvallend dat de alverzoening nauwelijks boodschap heeft aan wat Jezus
wel bracht. Zijn evangelie van bekering en berouw, heiligmaking, de doop in water, de doop in de Heilige
Geest en de doop in vuur worden niet of nauwelijks onder de aandacht gebracht. Waar het bij de alverzoening
vrijwel uitsluitend om draait is dat eindeloze gezemel over onze behoudenis en dit wordt zo fanatiek
doorgevoerd dat uiteindelijk zelfs het tegenovergestelde wordt verkondigd van wat Jezus leerde. Een van
de dingen die Jezus liet zien was het ware karakter van Zijn Vader. Zijn antwoord in Joh.
14:9 aan Filippus luidde: “Ben Ik zolang bij u Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij
gezien heeft, heeft de Vader gezien”. Jezus liet zien in Zijn leven dat Hij geen compromis sloot
met de zonde. Een niet mis te verstane uitspraak van Jezus over Zijn eigen doen en laten zien we in Joh.
5:19 waar Hij zegt: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf,
of Hij moet het de Vader zien doen; want wat deze doet, dat doet ook de Zoon evenzo”. Als we
vaststellen dat Jezus als zondeloos offer op Golgotha stierf nadat Hij zelf al had aangegeven: “want
de overste der wereld komt en heeft aan Mij niets” (Joh. 14:30)
is de enige conclusie die we uit dit alles kunnen trekken dat als Jezus zelf geen zonde deed en ook niemand
daartoe aanzette ook de Vader dit niet doet. Het is een kwalijke zaak dat de leer van de alverzoening
desondanks God de Vader wil aanwrijven dat Hij de zonde in de wereld liet komen!
De grond hiervoor is dat de alverzoeners een bewijs nodig hebben om van Hem een god te kunnen maken die altijd Zijn
doel bereikt (alle mensen behouden) en daarin past geen zondeval die tegen Zijn wil in heeft plaats gevonden. Om die
reden heeft Hij volgens leer van de de alverzoening opzettelijk gebruik gemaakt van de zonde. De daarvoor gevonden “bewijzen”
uit het Oude Testament zijn uitspraken van mensen die het destijds nog zonder de verlichting van de Heilige Geest moesten
stellen, waardoor de geheimenissen van het Koninkrijk Gods voor hen nog onbekend terrein waren. Jezus was degene die
als eerste daar bekendheid aan gaf. Over die zogenaamde beperking, waardoor het evangelie van Jezus alleen voor het
volk Israël bestemd zou zijn, is hierboven bij bewering 11 al het een en ander geschreven.
14. Voor de duivel is de poel van vuur en zwavel geen tweede dood omdat hij nog
nooit dood is geweest. Hij wordt daar alleen maar tijdelijk gepijnigd.
Mijn commentaar: Over de dood is hierboven bij bewering 4 en 5 al een
uitleg gegeven en daar is al vastgesteld dat de duivel de eerste was die de dood smaakte toen hij van
zijn oorspronkelijke positie werd verdreven. In verband hiermee zijn er nog twee teksten van belang. In
Joh. 3:19 en 20 vinden we: “Dit is het oordeel, dat het licht in de
wereld gekomen is en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht, want hun werken waren
boos. Want een ieder, die kwaad bedrijft, haat het licht, en gaat niet tot het licht, opdat zijn werken
niet aan de dag komen”. En in Judas vers 6: “En dat Hij engelen,
die aan hun oorsprong ontrouw werden en hun eigen woning verlieten, voor het oordeel van de grote dag
met eeuwige banden onder donkerheid heeft bewaard gehouden”. De eerste tekst laat zien dat er
sprake is van een bewuste keuze. Dit geldt zowel voor mensen als voor engelen getuige de tweede
tekst, want ook deze engelen hebben hier een keuze gemaakt. Hierboven is ook al vastgesteld dat de dood
al bestond voordat de zondeval een feit was. De dood is een geestelijke zaak en houdt in: het afgesneden
en dus gescheiden zijn van de Schepper van het leven. Zoals het leven is ontstaan vanuit de geestelijke
wereld waar God is, zo is ook de dood ontstaan vanuit deze geestelijke wereld. Daar was de scheiding tussen
goed en kwaad al begonnen, en die bestond dus al voordat de mens er in werd betrokken!! Deze scheiding
betekende de dood van de duivel omdat hij als eerste met zijn volgelingen (zie de tekst uit Judas
vers 6) van de Schepper werd gescheiden.
In Genesis 3:4-5 vertelt de satan (in de gedaante van een slang) aan de vrouw een waarheid die voor de vrouw een laatste waarschuwing had kunnen zijn: “De slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven, Maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad.” Merk op dat deze waarheid en passant door de satan werd gebruikt om God in een kwaad daglicht te stellen, alsof God niet te vertrouwen zou zijn. Desondanks hadden deze woorden de ogen van de vrouw kunnen openen maar ook deze laatste kans werd omvergelopen door enerzijds de hebzucht, en anderzijds vooral door het idee dat zij als God kon zijn. Waarheid en leugen in één zin. Ze zou zijn als God, kennende goed en kwaad, dat was de waarheid. Ze koos echter voor de leugen (dat ze niet zou sterven). En daar ging het dus helemaal mis. De door hoogmoed gevallen satan vond gehoor bij de vrouw. Voordat dit gebeurde bestond het kwaad al, de dood had zijn intrede al gedaan en de vrouw werd in die bodemloze put van de zonde meegesleurd. En waar het licht van God verdwijnt blijft de duisternis over en... daar werd bewust voor gekozen.
Hier tegenover staan de heilige engelen die hun oorsprong trouw bleven en zij hebben daarom de dood
niet gesmaakt. Zij leven, ook al hebben zij geen lichaam. Waaruit we kunnen afleiden dat ook zonder het
hebben van een lichaam leven mogelijk is (in de geestelijke, bovennatuurlijke wereld). De dood van de
mens heeft daarom niet in de eerste plaats betrekking op het verlaten van het sterfelijke lichaam bij
het overlijden, maar de dood heeft betrekking op zijn geestelijke situatie. De veronderstelling dat de
duivel nooit dood is geweest is daarom gebaseerd op de natuurlijke visie van mensen die de Heilige Geest
niet als leraar ter gerechtigheid in hun leven hebben toegelaten en om die reden door de duivel blind
zijn gestoken (denk aan Simson) voor de geestelijke werkelijkheid. In Judas vers 19 worden dit soort mensen beschreven: “Dezen zijn het, die zichzelf
afscheiden, zielse mensen, die de Geest niet hebben” (rechtstreeks vertaald uit de grondtekst)
en zulke mensen zijn vijandig gezind tegenover datgene wat Jezus aan Zijn discipelen leerde.
Over de zogenaamde “tijdelijke pijniging” is hierboven bij bewering 6 en 7 al het nodige geschreven.
15. De dood wordt tenietgedaan als alle mensen weer levend gemaakt worden.
Mijn commentaar: Ook hierover is in het voorgaande bij bewering 4 en 5 al een uitleg
gegeven.
16. Het verhaal van de rijke man en de arme Lazarus heeft niets te maken met het sterven van
de mens en zijn lot in het hiernamaals.
Mijn commentaar: Ja, je moet toch wat nietwaar? Als je bij hoog en bij
laag wilt volhouden dat onze ziel overlijdt bij het verlaten van ons lichaam (meer hierover bij bewering
35) moet je aan zo'n verhaal als van de rijke Lazarus en de arme man (dit is geen typefout) toch een andere
draai zien te geven. Als je de uitleg zoals die door de alverzoeners wordt gegeven bestudeert is het eerste
wat opvalt dat ze zich niet kunnen beroepen op een foutieve vertaling. Feitelijk kunnen ze zich nergens
op beroepen en om die reden wordt de toevlucht gezocht in Luc. 13:26-30 waar
beschreven wordt wat Jezus (de Heer des huizes) antwoordt op het verzoek om binnen gelaten te worden:
“Dan zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben voor uw ogen gegeten en gedronken en in onze straten
hebt Gij geleerd. En Hij zal tot u spreken, zeggende: Ik weet niet, vanwaar gij zijt; gaat weg van Mij,
alle gij werkers der ongerechtigheid. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars, wanneer gij Abraham
en Isaäk en Jakob zult zien en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar uzelf buitengeworpen.
En zij zullen komen van oost en west en van noord en zuid en zullen aanliggen in het Koninkrijk Gods.
En zie, er zijn laatsten, die de eersten zullen zijn en er zijn eersten, die de laatsten zullen zijn”.
Wat hier door Jezus wordt gezegd heeft echter betrekking op een veel latere gebeurtenis, getuige het geween
en het tandengeknars (hun eeuwige lot). Zie ook Matth. 25:30: “En werpt
de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars”.
De hele doorzichtige uitleg van de alverzoeners over de gelijkenis van de rijke Lazarus en de arme man
(dit is alweer geen typefout) is een belachelijke miskleun.
17. Het woord eeuwigheid is een vertaling van het Griekse woord aioon wat tijdperk betekent. De
eeuwige straf is dus tijdelijk omdat er ook aan dat aioon een einde komt als de dood als laatste vijand wordt
tenietgedaan.
Mijn commentaar: Het woord “aiôna” in de grondtekst
betekent zowel “behorende tot de toekomende eeuw” als “zonder einde, altijd
durend”. De oorspronkelijke vorm van dit woord is aien on wat betekent: “eindeloos
bestaand” en wijst dus op de eindeloosheid. Ook het hiervan afgeleide aionios wat vertaald wordt met
eeuwig betekent daarom: eindeloos. Pas later kreeg het woord aiôna ook de betekenis van een bepaalde tijdsduur of
tijdperk. Het is in dit verband allereerst noodzakelijk om vast te stellen dat er slechts twee “aionen”
bestaan die we in de bijbel terug kunnen vinden:
Deze schepping was oorspronkelijk bedoeld als een eindeloze
schepping. Door de zondeval kwam de dood zijn plaats opeisen en werd tijdelijk wat eindeloos had moeten
blijven. Het lijden en sterven van Jezus Christus had als bedoeling om deze tijdelijkheid weer uit de
schepping te verdrijven. Dit zal uiteindelijk voltooid worden als de dood als laatste vijand in de poel
van vuur en zwavel is geworpen. Ieder mens die Jezus als redder heeft willen aanvaarden is met zijn geest
al vanuit de tijdelijkheid weer overgegaan in het eindeloze (dus eeuwige) leven zelfs al zal zijn lichaam
nog sterven. De hele wereldgeschiedenis kunnen we daarom indelen in twee perioden: alles wat voorbij gaat
en alles wat eindeloos blijft.
In 1 Joh. 2:17 lezen we: “En de wereld (al het goddeloze) gaat voorbij
en haar begeren, maar wie de wil van God doet blijft tot in eeuwigheid”. Merk hier het
contrast op tussen het eerste en het tweede gedeelte van deze uitspraak. Het woord eeuwigheid in deze
tekst is de vertaling van “aiôna” wat volgens de alverzoeners zowel eeuw als eeuwigheid
betekent. Dit wordt door de aanhangers van de alverzoening beweerd om te “bewijzen” dat alles
wat in de bijbel vertaald is met “eeuwigheid” eigenlijk eeuw betekent en dus voorbij gaat.
Als dit in deze tekst consequent wordt toegepast dan lezen we hier dat ook wie de wil van God doet voorbijgaat.
Als zij namelijk blijven “tot in de eeuw” zullen zij aan het eind van die eeuw ook hun einde
vinden en hetzelfde lot ondergaan als “de wereld”. Om vervolgens te stellen dat die eeuw wel
voorbij gaat en het leven niet maakt deze uitspraak van Johannes belachelijk omdat hij in dat geval heeft
verzuimd om ons mee te delen dat er na die eeuw weer een nieuwe komt waarin we verder kunnen leven. Als
dezelfde manier van vertalen ook wordt toegepast op de uitspraak van Jezus in Joh. 10:28
waar Hij zegt: “En Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid
en niemand zal ze uit Mijn hand roven,” dan is dit eeuwige leven slechts tijdelijk want ook
in deze tekst is eeuwigheid de vertaling van het woord “aiôna”, wat zou betekenen dat
dit leven stopt aan het einde van de toekomende eeuw. Vervolgens krijgen we in Joh.
14:16 een zelfde resultaat. Jezus zegt hier: “En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een
andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn”. Hij belooft hier de Heilige
Geest en ook hier is eeuwigheid de vertaling van het woord “aiôna” wat ook weer zou betekenen
dat deze Heilige Geest ooit weer van ons zal worden weggenomen als de bewuste “eeuw” voorbij
is. Dit staat lijnrecht tegenover het stokpaardje van de alverzoening, namelijk: de stelling dat uiteindelijk
God zal zijn alles in allen want ook aan dit “alles in allen” zal in dat geval een einde komen.
Want... hoe zal dit “alles in allen” werkelijkheid worden? Is het niet doordat Jezus Zijn
Heilige Geest over een ieder zal uitstorten die zich na het laatste oordeel op de vernieuwde aarde bevindt?
Als deze manier van vertalen hier consequent wordt toegepast is ook wat in deze tekst met aiôna wordt
aangeduid niet eindeloos en is daardoor ook het alles in allen niet eindeloos, als de Heilige
Geest weer van ons zal worden weggenomen aan het eind van de bewuste eeuw.
Door deze manier van vertalen komt aan het “alles in allen” ook weer een einde. Waarmee de
alverzoeningsleer zichzelf door de poten schiet. Wat deze leer ons in dit verband mede wil laten geloven
is dat de eeuwige straf de straf is van de toekomende eeuw en daardoor niet eindeloos is omdat ook die
toekomende eeuw voorbij gaat. De straf van de toekomende eeuw gaat volgens deze logica dan voorbij
maar het leven van de toekomende eeuw weer niet. Alweer een tegenstrijdigheid. Als volgens
de alverzoening de dood zal ophouden te bestaan wanneer er een einde komt aan de toekomende eeuw dan laat
dit ons zien dat deze visie gebaseerd is op het verkeerde begrip van de dood. Zie de uitleg hierboven
bij punt 4 en 5.
Samengevat:
De oorspronkelijke vorm van het woord aion is aien on wat betekent: eindeloos bestaand en houdt
dus verband met eindeloosheid. De hele theorie over de aionen is daardoor een twijfelachtig verhaaltje
dat uitsluitend is bedacht om de alverzoening overeind te kunnen houden. Het is gebaseerd op een manier
van vertalen die, consequent toegepast, zichzelf ongeloofwaardig maakt. Dat neemt niet weg dat Gods reddingsplan
over verschillende fasen verdeeld is maar al deze fasen zijn onder te brengen in:
18. De bijbel leert niet dat er een eindeloze eeuwigheid zal aanbreken maar bedoelt hiermee
de “toekomende eeuwen” waarin God Zijn “voornemen der eeuwen” tot voltooiing zal brengen.
Mijn commentaar: Deze “toekomende eeuwen” hebben de alverzoeners
dus nodig om hun alverzoening geloofwaardig te maken. In Col. 1:19,20 schrijft
Paulus: “Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, en door Hem, vrede gemaakt
hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op
de aarde, hetzij wat in de hemelen is”.
Omdat hier staat: “hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is” moeten we volgens
de alverzoening ook de duivel en zijn gevolg hierbij rekenen. Het probleem voor deze kronkel is echter
dat de duivel zich dan al niet meer in de hemelen (de hemelse gewesten) bevindt en ook niet op de aarde
maar in de poel van vuur en zwavel. En daar is van een verzoening geen sprake. We hebben hierboven al
vastgesteld dat uit deze poel geen ontsnapping meer mogelijk is. De verzoening met Gods schepselen zal
gebeuren op de plaats waar ze zich dan bevinden. Of op de aarde, of in de hemelen.
Volgens de alverzoening betekent de uitdrukking: “tot in de eeuwen der eeuwen” (aionen der
aionen) dat overal in de bijbel waar deze uitdrukking wordt gebruikt sprake is van een periode die voorbij
gaat. Hierboven is bij bewering 17 al een voorbeeld gegeven van de tegenstrijdige conclusies die deze
opvatting tot gevolg heeft. Nog een voorbeeld vinden we in Openb. 4:10 waar het
gaat over de vierentwintig oudsten die Hem aanbidden die op de troon gezeten is tot in de “eeuwen
der eeuwen”. Als we de alverzoeners moeten geloven zal hier dus een einde aan komen. Ook het koningschap
van Jezus houdt volgens deze redenering niet eindeloos stand. Dat Jezus' koningschap zal eindigen wordt
door de alverzoeners ook gebaseerd op de uitspraak van Paulus in 1 Cor. 15:25 waar staat: “Het is namelijk nodig dat Hij koning is totdat
Hij al Zijn vijanden onder Zijn voeten gelegd heeft” (rechtstreeks vertaald uit de grondtekst).
Omdat van Jezus staat in Openb. 11:15 dat Hij zal regeren tot in de aionen der aionen is de conclusie die hier uitgetrokken
wordt dat dit “aionen der aionen” dus ook niet eindeloos is. Maar.... wat wordt hiermee dan
wel bedoeld? In Matth. 28:18 zegt Jezus tegen Zijn discipelen: “Mij
is gegeven alle macht in hemel en op aarde” en dit kon Hij zeggen na Zijn overwinning op Golgotha
waar Hij de weg naar de bevrijding van deze schepping had geopend. Om die reden had Hij van God de Vader
de volmacht (de blanco cheque) gekregen om deze bevrijding te voltooien. Nadat uiteindelijk de dood en
het dodenrijk in de poel van vuur en zwavel zijn geworpen en daarmee ook de vloek van Adam is verbroken
(zie hierboven) geeft Hij deze volmacht weer terug aan de Vader. Maar zoals Jozef in Genesis 41 onderkoning van Egypte werd en alleen de Farao nog boven zich had staan, zo zal
Jezus nadat Hij Zijn absolute volmacht, na de voltooiing van Zijn verlossingswerk, weer aan Zijn Vader
heeft teruggegeven voorgoed onderkoning blijven. De hele geschiedenis van Jozef is hier een beeld van.
Dat Jezus Zich zal onderwerpen aan de Vader betekent dat, net als Jozef alleen de Farao boven zich had
staan, alleen God de Vader nog boven Hem staat. Nu is de situatie nog zo dat de Vader een stap terug heeft
gedaan ten gunste van Zijn Zoon en als Die Zich weer aan de Vader zal onderwerpen zal deze situatie weer
teruggedraaid worden (1 Cor. 15:28).
19. Aan het einde van de laatste aion zal Christus zich ondergeschikt maken aan God de
Vader.
Mijn commentaar: Er is maar één waarheid maar er zijn vele
leugens. Leugens spreken elkaar maar al te vaak tegen en dat zien we ook hier weer. Nadat bij bewering 18 werd
verkondigd dat er geen eindeloze eeuwigheid zal aanbreken maar in plaats daarvan de “toekomende eeuwen”
wordt ons hier wijs gemaakt dat er een laatste aion zal zijn. Wat zou er toch na deze laatste aion komen? Zou
dat niet toevallig, eventueel, als het zo uitkomt, misschien toch wel eens een eindeloze eeuwigheid kunnen zijn? We
wachten maar af.....
20. De aarde was in Adam's tijd voor de zondeval niet zo “idyllisch” als men altijd
heeft geloofd.
Mijn commentaar: Als we lezen in Gen. 1:31:
“En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed”, zouden wij
dan mogen verkondigen dat Hij tevreden zou zijn met alles dat minder dan volmaakt is??
Over de eerste hoofdstukken van Genesis doen nogal wat theorieën, leringen en uitleggingen de ronde
door de religieuze gelederen. Eén daarvan is de leer van de restitutie. Die komt er in het kort op
neer dat men in de eerste twee verzen van Genesis meent te kunnen lezen dat er vóór Adam en
Eva al een wereld heeft bestaan die in zonde verviel en door God om die reden werd vervloekt. Zodat het
scheppingsverhaal, beschreven in Genesis 1 en 2, gezien zou moeten worden als een herschepping. Wat zou betekenen dat Adam
werd gemaakt uit het stof van de aardbodem waarop al een vloek lag. Verder redenerende heeft men daaruit
de conclusie getrokken dat het Adam dus niet kwalijk genomen kan worden dat hij zondigde want dat zat
er zogezegd al dik in. Er was dan ook, zo beweert men, fundamenteel niets mis met Adam's ongehoorzaamheid.
In Genesis 3:17 krijgt Adam echter te horen: “Omdat gij naar uw vrouw
hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem
om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft”. Hieruit
blijkt overduidelijk dat de vloek van de zonde door de ongehoorzaamheid van het eerste mensenpaar in deze
wereld is gekomen. Dus pas na dit drama was het allemaal niet zo “idyllisch” meer.
Dit is in strijd met de leer van de restitutie die leert dat de aardbodem al ver voor Adam was vervloekt.
Om deze restitutieleer toch geloofwaardig te kunnen maken wordt beweert dat het loon van Adam's zonde,
de dood, en de vervloeking van de aardbodem vanwege Adam's zonde twee heel verschillende zaken zijn. Maar...
de vervloeking van de aardbodem, en daarmee van alle leven dat na Adam nog uit die aardbodem zou voortkomen,
hield in dat de dood zijn intrede had gedaan in de wereld. De hele schepping was namelijk sterfelijk geworden
en waar sterfelijkheid zijn intrede doet is de dood koning geworden. De dood is namelijk de scheiding
tussen God en schepping. Het gevolg van Adam's zonde was dus de vervloeking van de aardbodem en daarmee
ook de intrede van de vloek van de dood in de schepping.
Met de bewering dat er fundamenteel niets mis was met Adam's ongehoorzaamheid wordt domweg genegeerd wat
de bijbel ons vele malen leert over Gods mening betreffende de zonde van de mens. Door deze leugenachtige
beweringen wordt ook nog eens met zoveel woorden gezegd dat de goede God de mens al bij voorbaat aan de
grillen van satan had overgeleverd. Als dat werkelijk zo was geweest had satan in de hof van Eden de verleiding
tot ongehoorzaamheid aan Gods woorden niet hoeven gebruiken maar had hij de mens met geweld aan de zonde
onderworpen. Dat zou voor de satan de weg van de minste weerstand zijn geweest. Door middel van een leer
als deze wordt bovendien de spot gedreven met Gods heiligheid als zou Hij een god zijn die bewust op de
zonde van het eerste mensenpaar heeft aangestuurd.
21. God zal ooit weer wonen in een tempel die met handen is gemaakt.
Mijn commentaar: Waarom zou Hij? Als Hij dit zou doen zou dat überhaupt de eerste keer
zijn. Het blijft vreemd en onvoorstelbaar dat mensen denken dat kerkgebouwen de plaatsen zouden zijn waar
men God kan ontmoeten, terwijl koning Salomo al wist dat de Allerhoogste niet woont in wat met
mensenhanden gemaakt is (1 Kon. 8:27). Toen koning David van plan was om voor God een huis te bouwen kreeg hij via
de profeet Nathan te horen dat God er niet om gevraagd had maar dat Hij ter wille van David toch
toestond dat diens zoon Salomo een tempel mocht bouwen (2 Sam. 7:1-17). Dit laat
zien dat het in de eerste plaats al niet God's wens was. Hij schiep de mens om in de mens te kunnen wonen
en dat is de enige tempel waar Hij in wil wonen. Jezus stelde tegenover de Samaritaanse vrouw al
dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in Geest en in Waarheid (Joh.
4:23) en dit is niet aan een “heilige” plaats gebonden. De heilige plaats die God zoekt
is de oprechte mens die met zijn geest God zoekt. “Want de Vader zoekt zulke aanbidders!”
zei Jezus in Joh. 4:23. Het voorhangsel in de tempel scheurde op het moment van
Jezus' sterven niet van boven naar beneden (Matth. 27:51) doordat er toevallig
een draadje lossprong maar omdat de Vader zelf een punt zette achter de periode van de schaduwen en daarmee
de rol van het natuurlijke volk Israël en de bijbehorende tempel beëindigde. Omdat de
werkelijkheid was gekomen. En die werkelijkheid is Christus. Daar komt geen stenen tempel meer aan te
pas.
22. Al het goede en kwade komt uit Gods hand zoals Job al had vastgesteld (Job
2:10).
23. Het is God die het kwaad heeft geschapen en niet de duivel.
24. De duivel is door God als tegenstander en lasteraar van God geschapen en vervult die rol buitengewoon
goed.
25. De duivel kan zonder Gods toestemming niets doen in deze wereld.
Mijn commentaar: Om de woorden van Job 2:10
te gebruiken voor het “bewijs” dat God zowel het goede als het kwade bewerkt, is een steunen
op de inzichten van een mens die in de tijd leefde dat de Heilige Geest nog niet als leraar ter gerechtigheid
in deze wereld was gekomen zodat mensen als Job geen inzicht hadden in de werkelijke toedracht van goed
en kwaad. Dat inzicht had Job bovendien tegen het einde van het boek Job wel toen hij uiteindelijk in
Job 42:5,6 beleed: “Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft
mijn oog U aanschouwd. Daarom herroep ik en doe boete in stof en as”.
Ook het zich beroepen op Job 1 waar wordt beschreven hoe de duivel de kans kreeg om Job te treffen met
rampen is geen eerlijke voorstelling van zaken. Om hieruit de conclusie te trekken dat de duivel niets
kan doen zonder God's toestemming is een voorbij gaan aan het feit dat de duivel wel degelijk de overste
van deze wereld is en deze overste heeft, en dat wordt nog wel eens vergeten, daardoor veel macht. In
Psalm 34:20 lezen we: “Talrijk zijn de rampen van de rechtvaardige (die
hem door toedoen van de overste van deze wereld zijn overkomen) maar uit die alle redt hem de Here”.
In het geval van Job komt duidelijk naar voren dat Job als rechtvaardige onder God's bescherming en zegeningen
leefde. Zodra een mens zich tot zijn Schepper keert en Hem gehoorzaamt geeft hij Hem daarmee het recht
om Zich over Zijn schepsel te ontfermen. Bij Job was dit duidelijk het geval. In Jac. 4:8 wordt dit principe zo beschreven: “Nadert tot God, en Hij zal tot u
naderen”.
De keerzijde is dat de duivel als overste van deze wereld ook zijn rechten heeft. Die heeft hij weliswaar
door list en bedrog in handen gekregen maar door Adam's zonde moest God dit wel respecteren. Een duidelijke
verklaring van dit principe lezen we in Psalm 15:4 waar staat over de rechtvaardige:
“Heeft hij tot zijn schade gezworen, hij verandert het niet”. Als dit op de
rechtvaardige mens van toepassing is geldt dit zeker voor God. De macht die Adam had verspeeld aan de
satan kon God daarom niet zomaar ongedaan maken. Daarom is het mogelijk dat zolang de macht van de overste
van deze wereld niet voorgoed is gebroken, hij in staat is om de rechtvaardige te vervolgen. De bewering
dat de duivel door God als tegenstander is geschapen is echter een lasterpraatje. Een God die de duivel
als tegenstander schept heeft daardoor ook mede schuld aan de gevolgen die hieruit voortvloeien. Dit is
in tegenspraak met, onder andere, Jac. 1:13 waar staat: “...Want God
kan door het kwade niet verzocht worden en Hijzelf brengt ook niemand in verzoeking”.
Het hele verhaal van Job laat ons zien dat het niet God was die Job dit onheil aandeed. Daarom is de uitspraak
van Job in Job 2:10: “zouden wij het goede van God aannemen en het kwade
niet?”, hoe oprecht bedoeld ook, geen juiste weergave van de realiteit. Dat God in onder andere
Ex. 4:11 zegt dat Hij stom of doof, ziende of blind maakt wil niet zeggen dat
Hij dit naar willekeur doet. We kunnen wel keer op keer in de bijbel lezen dat Hij zegeningen geeft als
mensen naar Zijn geboden leven en pas als mensen hier niet naar willen horen krijgt men de rekening toegestuurd.
In Ez. 13:22 lezen we: “Omdat gij het hart van de rechtvaardige bedroefd
hebt met leugen, terwijl Ik hem geen smart aandeed....”. God doet de rechtvaardige geen
leed aan maar de onrechtvaardige en een ieder die niet van zijn zonden wil terugkeren kan van Hem een
rechtvaardige straf verwachten. In dit licht moeten we dan ook de door de alverzoeners misbruikte woorden
uit Jes. 45:6 en 7 lezen waar staat: “Ik ben de Here, en er is geen
ander, die het licht formeer en de duisternis schep, die het heil bewerk en het onheil schep; Ik, de Here,
doe dit alles”. God's bedoeling met deze woorden is om duidelijk te maken dat Hij uiteindelijk
toch het laatste woord heeft, wat Zijn tegenstanders ook uitvreten. Dus brengt Hij heil over de rechtvaardigen
en onheil over de ongehoorzamen. Een God die anders zou handelen zou geen rechtvaardige God kunnen zijn.
Te stellen dat God het kwaad heeft geschapen is daarom zwart wit maken en wit zwart.
Over dit beladen onderwerp heb ik op deze pagina meer geschreven.
26. Gebedsgenezing is niet bijbels en is niet meer voor deze tijd bestemd. Onze zegeningen zijn
alleen geestelijk.
Mijn commentaar: Voor de alverzoeners is dit slechts een van de vele
manieren om te verbergen dat hun geloof in Jezus' woorden helemaal geen geloof is. Een opvatting als deze
maakt ook meteen duidelijk dat het evangelie wat Jezus bracht sowieso in de alverzoeningsleer geen rol
van betekenis speelt. Waarmee deze leer zichzelf tot vijand van het evangelie verklaart.
27. De eigen werken van de mens zijn voor God van geen belang volgens 2 Tim. 1:9 en 10. Wat
betekent dat wij mensen geen invloed kunnen hebben op onze eindeloze bestemming omdat dit al vast stond.
Mijn commentaar: Dat onze eigen werken voor Jezus niet doorslaggevend
zijn moge duidelijk zijn. Het is Zijn genade die onze redding werd. Om uit de woorden van Paulus in 2
Tim. 1:9 en 10 op te maken dat onze redding daarom al van tevoren geregeld was is echter het verdraaien
van Paulus' woorden. Paulus schrijft daar: “die ons behouden heeft en geroepen met een heilige
roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en de genade, die ons in Christus
Jezus gegeven is voor eeuwige tijden, doch die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland,
Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht
heeft door het evangelie”. In Ef. 2:8 laat Paulus weten: “Want
door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God:
niet uit werken, opdat niemand roeme”. Hiermee zegt Paulus dat niet onze werken maar dat ons
geloof ons heeft behouden, dus het geloof in Gods genade. Deze genade is een gave van God en deze gave
hebben wij ontvangen omdat wij er geloof aan wilden hechten. Dit is een daad van onze kant. Wie
echter aan die genade geen geloof heeft willen hechten zal daarom deze genadegave van het behoud niet
ontvangen. Ook Gal. 3:22 bevestigt dit: “Neen, de Schrift heeft alles
besloten onder de zonde, opdat ten gevolge van het geloof in (dus niet van) Jezus Christus de belofte
het deel zou worden van hen, die geloven”.
28. God gaf de wet aan het volk Israël opdat de zonde zou toenemen opdat daardoor Zijn genade
zou toenemen (gebaseerd op Rom. 5:20).
29. De wet die aan het volk Israël werd gegeven was geen opdracht maar een belofte.
30. De bijbel is geen handboek over de manier waarop wij moeten leven.
Mijn commentaar: In Rom. 5:19 en 20 lezen we:
“Want, gelijk door de ongehoorzaamheid van één mens zeer velen zondaren geworden zijn,
zo zullen ook door de gehoorzaamheid van één zeer velen rechtvaardigen worden. Maar de wet is
er bij gekomen zodat de overtreding toenam; waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig
geworden”. Er wordt bij bewering 28 gesteld dat God de wet aan het volk Israël gaf om de
zonde te stimuleren. In Gal. 3:24 schrijft Paulus echter: “De wet is dus
een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden
worden”. De wet wordt hier een tuchtmeester genoemd. En een tuchtmeester heeft als doel de getuchtigde
op het rechte spoor te brengen en te houden. Allereerst valt op dat Paulus zegt in Rom.
5:20: “de wet is er bij gekomen”. In dit geval is dat een tijdelijke
tuchtmeester totdat Christus kwam. Christus was de vervulling van de wet zoals Hij zelf aangaf in Matth. 5:17. Beter gezegd: Hij was de enige vervulling van de wet, de enige die aan de wet
kon voldoen. Niemand voor Hem was daartoe in staat geweest. Als we met deze kennis Rom.
5:20 lezen, zien we hier staan wat Paulus echt bedoelde te zeggen, en dat is: “Maar de wet
is er bij gekomen met als gevolg dat de wet, gegeven aan een tuchteloos volk, niet in staat bleek te zijn
om gerechtigheid te bewerken”. Dat de zonden van het volk Israël door de wet nog duidelijker
zichtbaar werden (wet doet zonde kennen) liet alleen maar zien hoe groot de verdraagzaamheid van God is
tegenover zondaren die Hem negeren en hun eigen zondige weg blijven gaan. Dit vinden we in Rom.
3:25 waar staat: “Hem (Jezus Christus) heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof,
in Zijn bloed, om Zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid
Gods gepleegd waren, had laten geworden”. En dat is nou genade. Conclusie: de wet heeft alleen
maar laten zien dat er zonder Christus geen heil te verwachten is en bewijst tevens de noodzaak van bekering
en berouw.
En zou de wet desondanks geen opdracht zijn zoals bij bewering 29 wordt gesteld? In Jozua
1:8 zegt God met klem tegen Jozua: “Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar
overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is,
want dan zult gij op uw wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn”. En in Psalm
119:4 wordt dit nog eens bevestigd: “Gij hebt uw bevelen geboden opdat men die ijverig
onderhoude”.
De bijbel is desondanks, volgens bewering 30, geen handboek. Heeft iemand die zoiets beweert de bijbel
gelezen of heeft hij de bijbel herschreven?
31. We moeten niet strijden tegen de zonde in ons en er ons niet druk om maken.
Het is wel een realiteit maar we moeten er geen rekening mee houden.
32. Wij mensen zondigen omdat de duivel ons laat zondigen. Daar kunnen wij niets aan doen.
Mijn commentaar: Ik laat als antwoord hierop de bijbel zelf maar aan het woord in Rom.
6:1: “Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven opdat de genade toeneme?
Volstrekt niet!” En 2 Tim. 2:19: “Een ieder die de naam des Heren
noemt, breke met de ongerechtigheid”. En Rom. 3:8: “Het is toch niet
zo, zoals wij gelasterd worden, en zoals sommigen beweren dat wij zeggen: laten wij de kwade dingen doen
opdat de goede dingen eruit voortkomen. De verdoeming van hen is terecht” (rechtstreeks vertaald
uit de grondtekst). Het is onvoorstelbaar dat deze laatste tekst ook door de alverzoeners wordt gebruikt
om aan te geven dat we er niet zo maar op los kunnen leven. Dit is dus weer een (zoveelste) tegenstrijdige
lering van de alverzoeners, waarin aan de ene kant wordt gesteld dat we met de realiteit van de zonde
geen rekening moeten houden (bewering 31) en aan de andere kant, naar aanleiding van Rom.
3:8, wordt gesteld dat we er niet zomaar op los mogen leven. Wat er bij bewering 32 wordt beweerd
komt mij maar al te bekend voor. Dus dat de duivel ons laat zondigen en wij daar machteloos tegenover
zouden staan.
In mijn eigen kringen (het volle evangelie) was er destijds een gladjanus die dit liep te verkondigen, met nogal wat verdeeldheid en gemeentescheuringen tot gevolg. Dat het om een vals evangelie ging was me wel duidelijk maar hoe de vork in de steel zat had ik destijds nog niet door. Tot ik er achter kwam dat dit voortkomt uit het humanisme, waarin de mens centraal staat en God voor de lieve Sinterklaas mag spelen. Dat is God echter niet van plan. Daarom lezen wij in 2 Tim. 2:19: “En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: De Here kent de zijnen, en: Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid.”
33. God wilde Zijn liefde bewijzen. Dit maakte een tijdelijke vervreemding tussen God en Zijn
schepselen noodzakelijk. De zonde kwam dus niet zonder Gods bedoeling in de wereld.
Mijn
commentaar: Omdat ik wil laten zien hoe goed ik het met je voor heb en hoe lief ik je heb laat ik je eerst in de
ellende terechtkomen en dan zie jij pas goed, hoe goed ik het eigenlijk wel met je voor heb. Zitten wij om dit soort
liefde verlegen?
34. Door de zondeval kon de mens niet meer tot God naderen omdat Hij een heilige God is. Hij
weerde de mens af.
Mijn commentaar: Helemaal mee eens. De tegenstrijdigheid met de
vorige bewering is echter opvallend. Want een heilige God laat beslist niet met opzet de zonde in de wereld komen!
35. Onze ziel is niet onsterfelijk en zal bij het overlijden in een soort “zieleslaap”
terechtkomen. Het idee van de onsterfelijkheid van de ziel komt rechtstreeks uit de Griekse filosofie
en niet uit de bijbel.
36. De leer dat doden niet echt dood zijn, is in wezen een spiritistische leer. Zo goed als alle religies
gaan uit van dit gegeven en vormen om die reden een invalspoort voor demonen.
Mijn commentaar: Ik hoop dat de lezer ondertussen al zover is overtuigd
geraakt van het onbijbelse in de beweringen van de alverzoeners dat hij bewering 35 met een korreltje
zout kan nemen. Waar zou überhaupt de Griekse filosofie het idee van de onsterfelijkheid vandaan
hebben gehaald? We kunnen gerust aannemen dat de Grieken intelligente jongens waren en ook serieus bezig
waren met de zin van het bestaan en daarmee verbonden een eventueel bestaan na dit leven. Als mensen hier
ernstig mee bezig zijn komen ze vroeg of laat toch weer terecht bij datgene wat God in de mens heeft gelegd,
de zoektocht naar het bovennatuurlijke is de mens dus ingeschapen. Paulus vond hiervan het bewijs in Athene
waar hij een altaar vond met het opschrift: “Aan een onbekende god” (Hand.
17:23). De Grieken vermoedden het bestaan van een god over wie hun nooit iets was verteld. Dit
was wat Paulus zelf beschreef in Rom. 1:20: “Want hetgeen van Hem niet
gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn
werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben”. Als de Grieken
het bestaan van die onbekende god vermoedden (en die dus inderdaad blijkt te bestaan!!) zou hun idee van
een onsterfelijke ziel dan ook niet het overwegen waard zijn??
Over het begrip “dood” (bewering 36) is hierboven al het nodige geschreven. Als mensen zich
bezig houden met het oproepen van de geesten van doden krijgen ze inderdaad te maken met de geesten van
doden, namelijk gevallen engelen die hun schepper hebben verloochend en voor wie de donkerste duisternis
is weggelegd (2 Petr. 2:17). Zij doen zich voor als de opgeroepen dode. Het zich
hiermee bezighouden is dus inderdaad een spiritistische bezigheid.
Dit betekent echter niet dat de mens zelf na het overlijden in een “slaaptoestand” terecht
komt. De vele mensen die een korte tijd klinisch dood zijn geweest vertelden na de terugkeer in hun lichaam
heel andere dingen. Dat bleek me uit een boek, geschreven door een Amerikaanse arts die in de loop van
verscheidene jaren in zijn werk te maken kreeg met patiënten die tijdens een operatie, als gevolg
van een ongeval of als gevolg van een ziekte een korte tijd klinisch dood waren geweest. Waarbij het nogal
eens voorkwam dat de patiënt na de geslaagde reanimatiepogingen achteraf precies kon vertellen wat
de artsen hadden ondernomen om het stilgevallen hart weer op gang te krijgen. Wat deze mensen daarnaast
vertelden over hun belevenissen tijdens die bijna- of geheel dood ervaring kwam opvallend vaak overeen.
We hebben, naast hetgeen de bijbel erover zegt, ook op grond van deze getuigenverhalen geen enkele reden
om te geloven in een “zieleslaap”. Maar.... er is niets nieuws onder de zon. De Sadduceeën
beweerden destijds ook al iets dergelijks. Dat lezen we o.a. in Lucas 20:27:
“En tot Hem kwamen enige der Sadduceeën, die ontkennen, dat er een opstanding is, en zij
ondervroegen Hem.” Zieleslaap of geen opstanding: het is hetzelfde verzet tegen de uitspraak
van Jezus hierover in bijvoorbeeld Marcus 12:27: “Hij is niet een God
van doden, maar van levenden. Gij dwaalt wel zeer.” Onze God is een God die er naar verlangt
om een relatie met de mens te hebben. Een verzinsel als de zieleslaap drijft daar brutaal de spot mee.
37. Vanwege redenen die God alleen weet, hebben we slechts een voorproefje gekregen
van Zijn heilige Geest en nog niet de volle maat.
Mijn commentaar: We zouden hier beter kunnen zeggen: vanwege redenen die wij
niet willen weten. Als mensen onwillig staan tegenover de doop in de Heilige Geest bedenken ze
allerlei uitvluchten om deze doop weg te kunnen redeneren en er zodoende aan te kunnen ontkomen. Het evangelie
zoals dat door Jezus werd gebracht laat er geen twijfel over bestaan dat Hij er heel anders over dacht.
In het hierboven al aangehaalde Joh. 11:25 en 26 is Jezus daar heel duidelijk over: “Ik ben de opstanding en het
leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij (zijn lichaam) gestorven, en een ieder, die
leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?”
38. Het evangelie houdt zich helemaal niet bezig met de zondaar en dus ook niet
met zijn zonden. Het evangelie predikt alleen verzoening.
Mijn commentaar: Als we het hebben over het evangelie dan
gaat het uitsluitend over het evangelie van Jezus Christus. Een ander evangelie is er niet. De apostelen
brachten uitsluitend dit evangelie en dit evangelie heeft, tot op de dag van vandaag, als doel van zondaren
rechtvaardigen te maken. De bedoeling van een bewering als deze is om onder andere de noodzaak van bekering
weg te moffelen. Daarover is hierboven al het nodige geschreven.
39. De gerechtigheid van God is geen juridische term. Het betekent alleen dat Hij gelooft in
Zijn eigen beloften en daar recht aan doet.
Mijn commentaar: Met deze schimmige en mysterieuze bewering wordt eigenlijk
bedoeld dat Gods gerechtigheid niet hetzelfde is als rechtvaardigheid. Dit schept het beeld van een God
die naar eigen goeddunken kan doen en laten wat Hij wil omdat er niemand boven Hem staat die Hem op de
vingers kan tikken. Hij zal dus zelf wel bepalen wat goed of niet goed is. Dit laatste doet Hij inderdaad
maar... om ons te laten weten wat Zijn principes hierin zijn heeft Hij ons de bijbel gegeven. En hierin
vinden wij onder andere:
Dat God recht doet aan Zijn beloften staat vast. Met de zojuist aangehaalde teksten heb ik duidelijk willen maken wat die beloften onder andere zijn. En daaruit blijkt wel degelijk Gods rechtvaardigheid.
40. Jezus wordt niet je redder als je tot geloof komt. Hij is al een redder van iedereen.
41. In Hand. 17:30 wordt gesproken over “metanoia” en dit betekent niet “bekering” maar nadenken,
“omdenken,” tot andere gedachten komen, zich bezinnen. Dit woord heeft niets met berouw te maken. Berouw
is een emotie.
Mijn commentaar: Ook hier wordt er met de noodzaak van ons geloof gespot.
De door de alverzoeners veel geciteerde Paulus schrijft hier echter over: “Want ik schaam mij
namelijk niet voor het evangelie van Christus; want het is een kracht Gods tot behoudenis voor een ieder
die gelooft, eerst voor de Jood maar ook voor de Griek” (rechtstreeks vertaald uit de
grondtekst). Geloof is een daad van onze kant en zonder dit geloof is onze redding geen feit.
Dat er bij bewering 40 eigenlijk wordt gezegd dat bekering geen noodzaak is zal voor de oplettende lezer
wel duidelijk zijn. Bij bewering 41 wordt daar nog meer springstof aan toegevoegd met de bedoeling om
met het verschijnsel “bekering” voorgoed af te kunnen rekenen. Er wordt hiervoor gebruik gemaakt
van het woord “metanoia” in Hand. 17:30, wat betekent: “een
andere gesteldheid krijgen, anders gaan denken” en dit is wel degelijk een goede beschrijving van
het begrip berouw!
In Hand. 3:19 wordt in de toespraak van Petrus het werkwoord “epi-strephô”
gebruikt en dit woord betekent: zich omkeren, bekeren, de terugkeer tot God. Ook
in Hand. 26:20 wordt dit woord door Paulus gebruikt in zijn verantwoording voor koning Agrippa.
De bekering is dus wel degelijk een onmisbaar onderdeel van het evangelie dat de apostelen brachten. Berouw
en bekering horen onlosmakelijk bij elkaar. Berouw is het gevolg van het overtuigd raken van de zonde
in ons. In Joh. 16:7 t/m 11 belooft Jezus aan Zijn discipelen de Trooster die
Hij na Zijn hemelvaart zou zenden. In vers 8 en 9 zegt Jezus: “En als Hij komt, zal Hij de wereld
overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel; van zonde, omdat zij in Mij niet geloven...”.
Hier wordt ongeloof door Jezus genoemd als oorzaak van de zonde. Het is de Heilige Geest die ons
overtuigt van deze zonde en als we ons laten overtuigen volgt het berouw, waarop de bekering volgt. Berouw
is geen emotie, zoals bij bewering 41 wordt gezegd, maar een hartsgesteldheid die in Gods ogen zo belangrijk
is dat zonder berouw geen vergeving mogelijk is, zoals Jezus in Lucas 17:3
laat blijken: “Indien uw broeder zondigt, bestraf hem, en indien hij berouw heeft, vergeef
hem”.
Conclusie:
“Er is niets nieuws onder de zon” zei Prediker al. De leer die wij alverzoening noemen
is een voortzetting van wat in de dagen van de apostelen al gebeurde en wat Petrus zo treffend omschreef
in 2 Petr. 3:15 en 16: “En houdt de lankmoedigheid van onze Here voor
zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u geschreven heeft, evenals
in alle brieven, wanneer hij over deze dingen spreekt. Daarin is een en ander moeilijk te verstaan, wat
de onkundige en onstandvastige lieden tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de overige
schriften”.
We moeten goed beseffen dat we in een tijd leven waarin de duivel alles op alles zet om met aangenaam
klinkende leugens zoveel mogelijk schade toe te kunnen brengen aan Gods kinderen en aan de waarheid van
het evangelie van Jezus Christus. Als kinderen Gods niet oprecht en waakzaam willen zijn zullen ze het
lot ondergaan van hen die leven in de wereld van de tweede tekst, welke ik bovenaan deze pagina heb geplaatst
en die zegt in 1 Cor. 2:14: “Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet
hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het
slechts geestelijk te beoordelen is”. En dan bevindt men zich op vijandelijk terrein. Ook de
op deze pagina behandelde alverzoeningsleer hoort bij dat vijandelijk terrein. In Jes. 66:24 wordt getoond dat alleen de afvalligen van het eindeloze heil uitgesloten zijn
en dit zijn mensen die een bewuste keuze hebben gemaakt en dus ook in staat waren om die keuze
te maken!
De eindconclusie is dat de alverzoening niets met verzoening en genade te maken heeft maar in werkelijkheid
een misleiding is doordat met deze leer zowel Gods heiligheid wordt aangetast als ook de bedoeling van
Jezus' evangelie tot een mysterie wordt gemaakt. Zonder de hulp van de Heilige Geest zijn we tenslotte
absoluut niet in staat om deze leugens te doorzien.
In Luc. 11:13 laat Jezus weten dat iedereen die er oprecht om vraagt Zijn Heilige Geest ook
zal ontvangen. Laten wij deze Heilige Geest in ons leven toe dan kunnen we met de vaak geciteerde Paulus zeggen: